Binnenomgevingstemperatuur
▪ Wanneer een kamerthermostaat de temperatuur regelt, dan meet
de gebruikersinterface die als kamerthermostaat wordt gebruikt
(EKRUDAS) de binnenomgevingstemperatuur. Daarom moet de
gebruikersinterface die wordt gebruikt als kamerthermostaat op
een plaats geplaatst worden:
▪ Waar de gemiddelde temperatuur in de kamer gedetecteerd
kan worden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Dit betekent: NIET in de nabijheid van een warmtebron
▪ Dit betekent: NIET door buitenlucht of tocht door bijv. het
openen/sluiten van deuren
▪ Indien
dit
NIET
mogelijk
afstandsbinnensensor aan te sluiten (optie KRCS01-1).
▪ Opstelling:
voor
de
installatiehandleiding van de afstandsbinnensensor.
▪ Configuratie: selecteer kamersensor [9.B].
Buitenomgevingstemperatuur
▪ De buitenomgevingstemperatuur wordt in de buitenunit gemeten.
Daarom moet de buitenunit op een plaats geplaatst worden:
▪ Langs de noordkant van het huis of langs de kant van het huis
waar zich de meeste warmteafgevers bevinden
▪ Dit betekent: NIET aan rechtstreeks zonlicht blootgesteld
▪ Indien
dit
NIET
mogelijk
afstandsbuitensensor aan te sluiten (optie EKRSCA1).
▪ Opstelling:
voor
de
installatiehandleiding van de afstandsbuitensensor.
▪ Configuratie: selecteer buitensensor [9.B].
▪ Wanneer de energiespaarfunctie van de buitenunit actief is (zie
"8 Configuratie" op pagina
44), wordt de buitenunit lager gezet
om de stand-by-energieverliezen te beperken. Hierdoor wordt de
buitenomgevingstemperatuur NIET gelezen.
▪ Als de gewenste aanvoerwatertemperatuur weersafhankelijk is, is
het belangrijk de buitentemperatuur continu te meten. Dit is een
andere
reden
om
de
optionele
omgevingstemperatuur te plaatsen.
INFORMATIE
De gegevens (waarvan het gemiddelde genomen wordt of
de ogenblikkelijke gegevens) van de externe buitensensor
voor de omgevingstemperatuur worden gebruikt in de
weersafhankelijke regelgrafieken. Om de buitenunit te
beschermen wordt steeds de interne sensor van de
buitenunit gebruikt.
6
Voorbereiding
6.1
Overzicht: Voorbereiding
In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet
weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ De installatieplaats voorbereiden
▪ De koelmiddelleidingen voorbereiden
▪ De waterleidingen voorbereiden
▪ De elektrische bedrading voorbereiden
ERGA04~08DAV3(A) + EHVZ04+08S18+23DA
Daikin Altherma – Lage-temperatuur-Split
4P495249-1 – 2017.12
is,
adviseert
Daikin
een
installatie-instructies,
zie
is,
adviseert
Daikin
een
installatie-instructies,
zie
buitensensor
voor
6.2
Installatieplaats voorbereiden
Installeer de unit NIET op een plaats die vaak als werkplaats wordt
gebruikt. Wanneer bouwwerken (bijv. slijpwerk) worden uitgevoerd
waarbij veel stof wordt geproduceerd, MOET de unit worden
afgedekt.
Kies een installatieplaats met voldoende ruimte om de unit in en uit
de site te kunnen dragen.
OPMERKING
Deze
unit
temperatuurzones:
▪ vloerverwarming in de primaire zone, dit is de zone
met de laagste watertemperatuur,
▪ radiatoren in de secundaire zone, dit is de zone met
de hoogste watertemperatuur.
de
WAARSCHUWING
Het toestel wordt opgeslagen in een ruimte zonder
ontstekingsbronnen die voortdurend branden (bijvoorbeeld:
open vuur, een draaiend gastoestel of een draaiende
elektrische verwarming).
WAARSCHUWING
Koelmiddelleidingen die met gelijk welk ander koelmiddel
zijn gebruikt, mogen NIET worden hergebruikt. Vervang de
koelmiddelleidingen of maak ze grondig schoon.
6.2.1
Vereisten inzake de plaats waar de
de
buitenunit geïnstalleerd wordt
INFORMATIE
Lees tevens de volgende vereisten:
▪ Algemene vereisten voor de installatieplaats. Zie
hoofdstuk "Algemene veiligheidsmaatregelen".
▪ Vereisten
hoogteverschil). Zie ook verder in dit hoofdstuk over de
voorbereiding.
de
Houd rekening met de volgende richtlijnen inzake de benodigde
ruimte:
>250
>350
b
a
(mm)
a
Luchtuitlaat
b
Luchtinlaat
OPMERKING
▪ Stapel de units NIET op elkaar op.
▪ Hang de unit NIET aan een plafond.
Hevige wind (≥18 km/u) die tegen de luchtuitlaat van de buitenunit
blaast, veroorzaakt kortsluiting (luchtaanzuiging of -uitblaas). Dit kan
de volgende gevolgen met zich meebrengen:
▪ een vermindering van de capaciteit in bedrijf;
▪ een snellere en meer regelmatige ijsvorming tijdens het
verwarmen;
▪ stilvallen door een te lage of een te hoge druk;
6 Voorbereiding
is
ontworpen
voor
gebruik
voor
de
koelmiddelleidingen
a
>250
(mm)
Uitgebreide handleiding voor de installateur
met
2
(lengte,
b
>250
17