BELANGRIJK: Tijdens het gebruik van de hoofdaandrijving moet de buitenboordmotor worden vastgezet
zodat hij niet op en neer springt. Door op en neer springen kunnen de buitenboordmotor en de bootspiegel
worden beschadigd.
Instructies vóór het starten
1.
Verbind de externe brandstofslang met de buitenboordmotor. Zorg dat de connector op zijn plaats
wordt geklikt.
Als er onvoldoende koelwater is, raken de motor, de waterpomp en andere onderdelen oververhit en
lopen ze schade op. Zorg tijdens gebruik voor voldoende watertoevoer naar de waterinlaten.
2.
Zorg dat de koelwaterinlaat onder water is.
Procedure voor inlopen van de motor
BELANGRIJK: Als de inloopprocedures voor de motor niet in acht worden genomen, kan de motor slechter
presteren gedurende zijn gehele levensduur en kan er motorschade ontstaan. Volg altijd de
inloopprocedures.
BRANDSTOFMENGSEL VOOR HET INLOPEN VAN DE MOTOR
Gebruik een 25:1 (4%) benzine-oliemengsel in de eerste tank brandstof.
INLOOPPROCEDURE
Varieer de gasklepinstelling tijdens het eerste bedrijfsuur. Voorkom in het eerste bedrijfsuur dat de motor
langer dan twee minuten met hetzelfde toerental loopt en geef niet vol gas gedurende een langere periode.
nld
BEDIENING
KENNISGEVING
27029
29
3028