WAARSCHUWING
Verwijder de tankdop altijd langzaam en vul de brandstoftank
langzaam om morsen te voorkomen. Vul de brandstoftank niet te
veel. Laat ruimte vrij in de tank zodat de brandstof kan uitzetten.
1. Draai de tankdop
tegen de wijzers van de klok in om hem te
verwijderen.
Als de tankdop voorzien is van een verankeringskabel, leg de
tankdop dan voorzichtig op de tank zodat de rubberen stootrand
contact maakt met de tank.
2. Steek het brandstofmondstuk in de vulopening van de
brandstoftank. De mondstuk-stop onderaan de vulpijp
voorkomt te diep insteken.
3. Voeg brandstof toe aan de tank totdat het de onderste rand van
de vulpijp raakt. Op dit niveau is de tank vol.
4. Sluit de tankdop altijd goed af voordat u weer op de motorfiets
gaat zitten. Om de dop vast te draaien, draait u hem met de
wijzers van de klok mee totdat de afdichting op de tank wordt
samengedrukt, en draait u hem vervolgens verder aan totdat
de dop een paar keer ratelt.
LET OP
Brandstof kan gelakte oppervlakken en kunststof onderdelen
beschadigen. Indien benzine op enig deel van de motorfiets
wordt gemorst, dient deze direct met water te worden
afgespoeld of met een schone doek te worden drooggewreven.
H H E E T T B B R R A A N N D D S S T T O O F F S S Y Y S S T T E E E E M M V V U U L L L L E E N N
Als de motorfiets zonder brandstof komt te staan, laat dan het
brandstofsysteem vollopen voordat u probeert de motor opnieuw
te starten.
1. Vul de brandstoftank.
2. Draai de hoofdschakelaar aan.
3. Zet de motor aan/uit-schakelaar in de AAN-stand.
4. Laat de brandstofpomp draaien tot hij stopt (ongeveer 2
seconden).
5. Zet de motor aan/uit-schakelaar in de UIT-stand.
6. Herhaal de stappen 3-5 vijf keer.
7. Zet de motor aan/uit-schakelaar in de AAN-stand.
8. Start de motor.
BEDIENING
LET OP
79