15 - 2
sers te voorkomen!
Als de sporenlossers moeten wor-
den gedemonteerd, dan moeten
de draagbalk (Fig. 15.1/1) en de
beschermbuis (Fig. 15.1/2) aan de
grondbewerkingsmachine blijven
zitten of dan moet de grondbewer-
kingsmachine worden uitgerust
met beschermbeugels (Fig. 15.2)!
Zonder bescherminrichting mag
de grondbewerkingsmachine niet
worden gebruikt!
15.1
Instellingen voor het werk op
het land
Bij aflevering zijn twee sporenlossers (Fig.
15.1) aan de grondbewerkingsmachine
bevestigd.
De sporenlossers pas vlak voor het werk op
het land in werkstand brengen:
-
Grondbewerkingsmachine met de
hefinrichting van de trekker iets heffen.
-
Houder (Fig. 15.1/3) op de draagbalk
(Fig. 15.1/1) in de juiste stand (trekker-
spoor) schuiven. Zeskantbouten (Fig.
15.1/4) vooraf losdraaien en aanslui-
tend weer vast aantrekken.
-
De werkdiepte van de sporenlossertan-
den is instelbaar. Om de werkdiepte in
te stellen moet de pen (Fig. 15.1/5) in het
gekozen gat van de houder (Fig. 15.1/3)
en de sporenlossertand (Fig. 15.1/6)
worden gestoken en met een borgpen
(Fig. 15.1/7) worden geborgd.
F
De beveiligingsbout (Fig. 15.1/8)
voorkomt, dat de sporenlosser-
tand door de beugel van de houder
(Fig. 15.1/3) valt en verloren gaat,
als de pen (Fig. 15.1/5) eruit zou
gaan.
KG 2
b140-06.99
15.2
Instellingen
na het werk
Alvorens de grondbewerkingsmachine af
te stellen de sporenlossertanden (Fig. 15.1/
6) helemaal boven in de houder (Fig. 15.1/
3) bevestigen, om beschadigingen van de
sporenlossers te voorkomen.