2.6
Plaatsing en bevestiging van de draadhaspel
Controleer of de haspel met lasdraad correct geplaatst en vastgezet is. Zorg ervoor
OPMERKING!
dat de haspel niet zodanig beschadigd of vervormd is dat deze kan schaven of loopt tegen het
inwendige oppervlak van het frame of de deur van de draadaanvoerunit. Dit kan afremming
veroorzaken en de laskwaliteit verminderen. Op de lange termijn kan het ook slijtage van de
draadaanvoerunit tot gevolg hebben, waardoor de unit niet gerepareerd kan worden of bij gebruik
onveilig wordt.
2.7
Lasdraad en automatische draadaanvoer laden
De automatische draadaanvoer versnelt het vervangen van de draadhaspel. Als u de
draadhaspel vervangt, hoeft u de druk niet van de aandrijfrollen af te halen.
U hoeft er slechts voor zorgen dat de groef van de aandrijfrol overeenstemt met de diameter
van de gebruikte lasdraad. Trek het draaduiteinde uit de haspel en knip de vervormde delen
af. Voorkom dat de draad over de randen van de haspel schiet.
Maak een stuk van ongeveer 20 cm lasdraad recht en zorg dat de punt geen scherpe kanten
heeft. Indien nodig de punt afvijlen, omdat een scherpe draadkant de liner, vooral de teflon
liners, kan beschadigen.
Breng de lasdraadpunt naar de achterzijde van de draadaanvoerrollen en druk op de toets
voor draadinvoer op het draadaanvoerpaneel. Voer de draad door naar het draadmondstuk en
bereid u voor op het lassen.
Lasdraad met een kleinere diameter moet mogelijk handmatig geladen worden, met
OPMERKING!
vrijgezette aandrukarmen van de aandrijfrollen. Dit is nodig omdat gebruikers de aandrukkracht
voor deze kleinere lasdraden snel overschatten. Een te hoge druk op de aandrijfrollen kan de
lasdraden vervormen en later aanleiding geven tot problemen met de aandrijving.
© Kemppi Oy / 1520
NL
9