Instellingen
6
Instellingen
6.1
Machinegegevens invoeren
De machinegegevens moeten op de bedieningsterminal in gecodeerde vorm worden ingevoerd (zie
Afb. 20).
De machinegegevens zijn te vinden in de tabel (zie hoofdstuk „Tabel machinegegevens", op pagina
54).
Druk de toets
meermaals in voor het weergeven van de bestandsgegevens.
Cijfer 1 (1) toont de modus
Cijfer 2 (2) toont de codering
Afb. 20
Op de benodigde modi 1, 2, 3,...., en geef de machinegegevens in gecodeerde vorm in:
1. Toetsen
en
2. Druk herhaald op toets
3. Druk op toets
De code instellen (zie hoofdst. „Tabel machinegegevens", op pagina 54).
4. Toets
indrukken.
De ingestelde waarde bevestigen.
5. Druk op toets
Het menu verlaten.
26
indrukken.
, totdat de gewenste modus (Afb. 20/1) wordt weergegeven.
of toets
.
.
AMADRILL+ BAH0040-9 01.19