Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Montage Van De Stoom- En Condensaatleidingen; Installatie-Instructies - Condair Sigma Series Montage- En Bedieningsinstructie

Inhoudsopgave

Advertenties

5.4.3

Montage van de stoom- en condensaatleidingen

5.4.3.1 Installatie-instructies

Gebruik voor de stoomleiding uitsluitend de originele stoom- en condensaatslangen van uw
Condair-partner of vaste leidingen van koper of roestvrij staal (min. DIN 1.4301). Stoom- en
condensaatleidingen die bestaan uit andere materialen kunnen onder bepaalde omstandigheden
tot bedrijfsstoringen leiden.
Voer de stoomleiding eerst ten minste 300 mm loodrecht boven de bovenkant van de stoomge-
nerator en vervolgens met een helling of verval van ten minste 15%/8,5° naar de stoomverdeler
toe.
Belangrijk: zorg ervoor dat de stoomslang later tijdens onderhoud uit de stoomaansluiting op de
stoomcilinder kan worden verwijderd. De stoomslang moet mogelijk meer dan 500 mm verticaal
naar boven worden geleid.
De condensaatslang van de stoomverdeler moet met een verval van ten minste 15%/8,5° via een
sifon (slangbocht min. Ø 200 mm) naar onderen naar het apparaat worden gevoerd en steek het zo
ver mogelijk in de rechtse opening van de behuizing of het water-vulbeker (condensaat gaat in de
afvoer). In plaats daarvan kan de condensaatslang ook direct naar een open afvoertrechter worden
geleid.
Belangrijk! Voor de inbedrijfstelling moet de sifon van de condensaatslang met water worden gevuld.
Plaats de stoomleiding zodanig dat de leiding zo kort mogelijk is (max. 4 m) en de minimale buigs-
traal van 300 mm (bij stoomslangen) of 5x de binnendiameter van de stoomleiding (bij vaste
leidingen) in acht wordt genomen.
Belangrijk! Per meter stoomleiding en per bocht van 90° moet rekening worden gehouden
met een drukverlies van ca. 100 Pa.
Belangrijk! Houd er bij de bepaling van de lengte en het traject van stoomslangen rekening mee
dat de stoomslangen afhankelijk van de temperatuur en hun leeftijd korter of langer kunnen worden.
Stoomslangen moeten met slangklemmen worden bevestigd aan de stoomverdeler en en aan de
stoomaansluiting van de stoomgenerator. Vaste stoomleidingen worden met korte slangstukken met
slangklemmen op de aansluitingen aangesloten.
Let op! Draai de slangklem op de stoomaansluiting van de stoomgenerator alleen lichtjes vast.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat de stoomslang niet onder spanning staat en dat de stoomcilinder uit de kop-
pelingshuls wordt getild. Voorzie de stoomslang indien nodig van een trekontlasting voor de
stoomgenerator.
Stoomleidingen van metaal (koperen of roestvrijstalen leidingen) moeten over de gehele lengte
worden geïsoleerd om condensaatvorming (= verlies) te beperken.
GEVAAR!
De verkleining van de diameter of de volledige verstopping van de stoomleiding kan er bij een
in bedrijf zijnde bevochtiger toe leiden dat de druk in de stoomcilinder te hoog wordt en houdt
gevaar van ongevallen met broeigevaar in! Neem daarom altijd de volgende instructies in acht.
Let er bij de montage op dat de stoomleiding over de gehele lengte en gehele diameter open is.
Verwijder eventuele pluggen, tape, enz., voordat u de stoomleiding aansluit. Vermijd verkleining van
de diameter, bijv. als gevolg van knikken en kneuzingen.
30
Montage en installatie

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave