Op het interfacepaneel zijn er vier poorten voor droge contacten. De relais zijn te programmeren in het
menu Relaisfuncties (onder het menu Instellingen). Aan de contacten kunnen de volgende alarmen
worden toegewezen: Algemeen alarm, Ingangsfout, Batterijfout, Uitgangsfout, Bypass actief,
Overbelasting uitgang, Oververhitting. Elk alarm kan aan een afzonderlijk relais worden toegewezen,
maar het is ook mogelijk om één alarm toe te wijzen aan alle relais.
Elke poort heeft drie pinnen: de middelste pin is vast, de bovenste is 'normaal gesloten' en de onderste
'normaal open'.
Zie boven voor de relaisnummers.
De verbindingskabels van de drogecontactrelais moeten een doorsnede van 1,5 mm2 hebben.
Op de relaiscontacten mag een maximale spanning van 42 Vac rms (sinus) of 60 Vdc
worden toegepast. De maximale stroom van de contacten hangt af van de toegepaste
spanning en de eigenschappen van de belasting. De maximale spanning en maximale
contactstroom die overeenkomen met de toegepaste spanning, mogen niet worden
overschreden.
In onderstaande tabel staat de maximale contactstroom voor de weerstandsbelasting voor verschillende
spanningen:
Toegepaste spanning
Tot 42 Vac
Tot 20 Vdc
30 Vdc
40 Vdc
50 Vdc
60 Vdc
Elk relais heeft een normaal open (NO) en normaal gesloten (NC) contact. Een uiteinde van deze
contacten is gemeenschappelijk.
Dit zijn de relaisfuncties:
Relais
Relais 1
Relais 2
Relais 3
LE07543AA
Maximale contactstroom voor weerstandsbelasting
16 A
16 A
6 A
2 A
1 A
0,8 A
Tabel 5
Standaardfunctie
Algemeen alarm
Fout ingang
Fout batterij
KEOR T
36