6.
Inbedrijfstellen
Afhankelijk van de benodigde functionaliteit van de applicatie zijn er parameters in de ZCS controller aan te
passen. De beschikbare instellingen worden hieronder weergegeven.
6.1.
Parameters
Nr. Naam
1
Velocity
reference mode
2
Torque reference
mode
3
Control mode
4
Restart condition
5
Min. ref. signal
[%]
6
Over voltage
limit [V]
7
Under voltage
limit [V]
8
Dig. input 1
select
Product Manual
Def. Waarde
Uitleg
0
0
Snelheidsreferentie middels vast ingestelde waarde.
(Dig. speed ref. 0-3, parameter 20-23).
1
Snelheidsreferentie middels analoge ingang.
Range is van 0 tot max. running speed (parameter 15).
0
0
Koppelreferentie middels vast ingestelde waarde (Overcurrent).
1
Koppelreferentie middels analoge ingang.
Range is van 0 tot overcurrent (parameter 26 & 27).
0
0
Continu modus. Het startcommando moet continu actief zijn om de
motor te aan te sturen.
1
Puls modus. De motor wordt aangestuurd na detectie van een
opgaande flank (trigger) van het startcommando.
LET OP Enable signaal noodzakelijk voor het stoppen.
0
0
Kan altijd beide richtingen weer opstarten.
1
Start alleen in tegenovergestelde richting, indien de motorsturing
gestopt is n.a.v. een eindschakelaar.
2
Start alleen in tegenovergestelde richting, indien de motorsturing
gestopt is n.a.v. een stroombegrenzing (over current + peak
current).
3
Start alleen in tegenovergestelde richting na een stroombegrenzing
of eindschakelaar.
5
0 - 20
Minimaal ingangssignaal waarboven de motor wordt aangestuurd.
30
15 - 40
Maximale voedingsspanning waarboven de motor wordt
afgeschakeld en een fout geactiveerd.
10
8 - 30
Minimale voedingsspanning waaronder de motor wordt
afgeschakeld en een fout geactiveerd.
1
0
Geen functie, ingang uitgeschakeld.
1
Start FW, actief bij hoog signaal.
2
Start FW, actief bij laag signaal.
3
Start BW, actief bij hoog signaal.
4
Start BW, actief bij laag signaal.
5
Direction, FW bij hoog signaal, BW bij laag signaal.
LET OP Enable signaal noodzakelijk voor starten en stoppen.
6
Enable (vrijgave), actief bij hoog signaal. Stop bij laag signaal.
7
Enable (vrijgave), actief bij laag signaal. Stop bij hoog signaal.
8
Enable (vrijgave), actief bij hoog signaal, Stop en Reset fout bij laag
signaal.
9
Enable (vrijgave), actief bij laag signaal, Stop en Reset fout bij hoog
signaal.
10
Reset fout, actief bij hoog signaal.
11
Eindschakelaar FW, actief bij hoog signaal.
12
Eindschakelaar FW, actief bij laag signaal.
13
Eindschakelaar BW, actief bij hoog signaal.
14
Eindschakelaar BW, actief bij laag signaal.
ZCS2410-H10
Pagina 13/26
Sjabloon versie v01