4
MONTAGE
4.2 HET UITVOEREN VAN DE MONTAGE
12
Grondprofiel met 2 ballastdragers:
Ä
1 potentiaalvereffeningskabel met elk één schroef,
schroef vast met middensteun en ballastdrager
(aanhaalmoment: 7 Nm).
•
Er hoeft per keer slechts één middensteun van het
grondprofiel op een ballastdrager te worden aange-
sloten.
13
Grondprofiel met 4 ballastdragers:
Ä
2 potentiaalvereffeningskabels met elk één
schroef, schroef vast met middensteun en
ballastdrager (aanhaalmoment: 7 Nm).
•
Slechts één middensteun van het basisprofiel hoeft
met 2 ballastdragers te worden verbonden.
LET OP!
Ä
Gebruik voor de positie van de ballastdrager B
lange potentiaalvereffeningskabels.
20
20
INSTALLATIE- EN GEBRUIKSHANDLEIDING MONTAGESYSTEEM VOOR PLATTE DAKEN Q.FLAT-G5 - Q CELLS
4
MONTAGE
4.3 BALLASTEN
LET OP! Schade aan het dak!
Ä
Laat geen ballastelementen op het dak vallen.
Ä
Zorg ervoor dat de ballast de dakbedekking niet raakt.
Ä
Let op de maximale ballasthoogte van 120 mm.
1
Ballasten met stoeptegels:
Ä
Plaats de ballaststenen vlak op de ballastdragers
volgens het ballastplan.
Hulpmiddelen, gereedschap: Bezettingsplan, ballastplan
2
Ballast met stoepranden:
Ä
Plaats de ballaststenen dwars op de ballastdragers
overeenkomstig het ballastplan.
Ä
Gebruik de ballastdrager positie B.
Hulpmiddelen, gereedschap: Bezettingsplan, ballastplan
INSTALLATIE- EN GEBRUIKSHANDLEIDING MONTAGESYSTEEM VOOR PLATTE DAKEN Q.FLAT-G5 - Q CELLS
3
Ballasten met bakstenen:
Ä
Ballaststenen vlak in het grondprofiel opbergen
volgens het ballastplan.
Zorg ervoor dat de ballast het frame van het paneel niet
Ä
raakt.
Hulpmiddelen, gereedschap: Bezettingsplan, ballastplan
4
Ballasten met grind op grinddaken:
Ä
Ballaststenen vlak in het grondprofiel opbergen
volgens het ballastplan.
Ä
Zorg ervoor dat de ballast het frame van het paneel niet
raakt.
Hulpmiddelen, gereedschap: Bezettingsplan, ballastplan
21
21