Figuur 109. De voedingseenheid installeren
7. Sluit de kabel van de nieuwe voedingseenheid aan op de systeemplaat.
8. Plaats de verwijderde onderdelen terug. Zie 'Vervangen van de onderdelen voltooien' op pagina 62 om
de vervanging te voltooien.
De systeemplaat vervangen
Attentie: Maak uw computer niet open of probeer deze niet te repareren voordat u de Handleiding met
belangrijke productinformatie hebt gelezen.
1. Verwijder alle media uit de stations en schakel alle aangesloten apparatuur uit en zet vervolgens de
computer uit. Ontkoppel alle netsnoeren van het stopcontact en ontkoppel alle kabels van de computer.
2. Verwijder de kap van de computer. Zie 'De kap van de computer verwijderen' op pagina 19.
3. Verwijder de frontplaat. Zie 'De frontplaat vervangen' op pagina 20.
4. De I/O-opties voor verwijderen. Zie 'De I/O-opties aan de voorzijde vervangen' op pagina 31.
5. Kantel de houder van het schijfstation omhoog. Zie 'Het schijfcompartiment omhoog en omlaag
kantelen' op pagina 23.
6. Verwijder alle geheugenmodules. Zie 'De geheugenmodule vervangen' op pagina 40.
7. Verwijder het koelvinblok en de ventilatoreenheid. Zie 'De module met het koelelement en de ventilator
vervangen' op pagina 41.
8. Verwijder de microprocessor. Zie 'De microprocessor vervangen' op pagina 43.
9. Verwijder alle PCI Express-kaarten. Zie 'Een PCI Express-kaart vervangen' op pagina 45.
10. Verwijder de Wi-Fi-kaart. Zie 'De Wi-Fi-kaart vervangen' op pagina 48.
11. Verwijder het M.2-opslagstation. Zie 'Het M.2-opslagstation vervangen' op pagina 56.
12. Noteer de kabelgeleiding en de kabelaansluitingen op de achterplaat en koppel vervolgens alle kabels
van de systeemplaat los. Zie 'Systeemplaat' op pagina 5.
.
Hoofdstuk 4
Hardware vervangen
61