Gebruikershandleiding
7. De huidige instelling wordt weergegeven. Controleer of de printer is ingesteld voor het opslaan van faxen op
een computer (Opslaan op computer). Als u ontvangen documenten automatisch wilt afdrukken terwijl u ze
opslaat op de computer, drukt u op Instel. en gaat u naar de volgende stap.
8. Selecteer Opslaan op computer > Ja en afdrukken.
Opmerking:
Om het opslaan van ontvangen documenten op de computer stop te zetten, stelt u Opslaan op computer in op Nee op
de printer. U kunt FAX Utility ook gebruiken voor het wijzigen van de instelling, maar het wijzigen van FAX Utility is
echter niet toegestaan als er ontvangen faxen zijn die niet op de computer zijn opgeslagen.
Gerelateerde informatie
"De ontvangstmodus instellen" op pagina 111
&
"FAX Utility" op pagina 158
&
"Melding van onverwerkte ontvangen faxen" op pagina 120
&
Ontvangen faxen doorsturen
U kunt instellen om ontvangen documenten door te sturen naar een andere faxmachine of de documenten naar
PDF converteren en doorsturen naar een gedeelde map op een netwerk of naar een e-mailadres. Doorgestuurde
documenten worden uit de printer verwijderd. Registreer eerst de doorstuurbestemmingen op de lijst met
contacten. Om een e-mailadres door te sturen, moet u ook de instellingen van de e-mailserver configureren.
Opmerking:
❏ Gekleurde documenten kunnen niet worden doorgestuurd naar een andere faxmachine. Ze worden verwerkt als
documenten die niet kunnen worden doorgestuurd.
❏ Voordat u deze functie gebruikt, moet u controleren of de instellingen Datum/tijd en Tijdsverschil van de printer correct
zijn. Open de menu's van Systeembeheer > Algemene instellingen.
1. Open Inst. vanaf het startscherm.
2. Selecteer Systeembeheer > Faxinstellingen > Uitvoerinstellingen > Faxuitvoer.
3. Controleer de huidige instellingen die op het scherm worden weergegeven en druk dan op Instel..
4. Selecteer Doorsturen > Ja.
Opmerking:
Om de documenten automatisch af te drukken en ze door te sturen, selecteert u Ja en afdrukken.
5. Selecteer Overige instellingen > Waarheen doorsturen.
6. Selecteer doorstuurbestemmingen in de lijst met contactpersonen.
Opmerking:
❏ Druk op Bekijken om de contactpersonen te sorteren volgens de printerkenmerken.
❏ U kunt tot vijf doorstuurbestemmingen opgeven. Druk op het selectievakje om de bestemming te selecteren. Druk
opnieuw op het vakje om de selectie te annuleren.
7. Wanneer u klaar bent met het selecteren van de doorstuurbestemmingen, drukt u op Doorg..
8. Controleer of de doorstuurbestemmingen die u hebt geselecteerd juist zijn en druk op Sluiten.
9. Selecteer Opties bij misl.doorst..
Faxen
117