Afstellen:
1. Schakel het toestel in en kijk of deze naar één of een aantal keren ontsteekt. Zo ja
ga verder naar 11
2. Het toestel is volledig ontregeld of voor een andere gassoort afgesteld. Het toestel
dient helemaal opnieuw te worden afgesteld.
3. Voor aardgas:
4. Stel de branderdruk (2) in totdat de witte indicator ongeveer op 1 staat
m.b.v. een 2,5 mm inbussleutel.
5. Stel de luchtafstelklep (Nr12 op tekening in hoofdstuk 9.1 ) dusdanig in
dat de vleugelschroef een stand heeft van ongeveer 45° . Werkwijze:
draai mbv een steeksleutel 13mm eerst de borgmoer los terwijl u met de hand de
vleugelschroef tegenhoudt. Zet de vleugelschroef in de juiste stand en houdt deze zo
vast terwijl u de borgmoer weer aandraait.
6. Voor propaan:
7. Stel de branderdruk (2) in totdat de witte indicator ongeveer op 2 staat
m.b.v. een 2,5 mm inbussleutel.
8. Stel de luchtafstelklep (Nr12 op tekening in hoofdstuk 9.1 ) dusdanig in
dat de vleugelschroef een stand heeft van ongeveer 25-30° . Werkwijze:
draai mbv een steeksleutel 13mm eerst de borgmoer los terwijl u met de hand de
vleugelschroef tegenhoudt. Zet de vleugelschroef in de juiste stand en houdt deze zo
vast terwijl u de borgmoer weer aandraait.
9. Schakel het toestel in en kijk of deze ontsteekt. Zoniet zet de luchtklep iets meer
dicht en probeer het opnieuw net zolang totdat het toestel blijft branden.
10. Als het toestel blijft branden houdt dan wel de CO waarde op de rookgasanalyzer in
de gaten dat deze niet dusdanig extreem snel oploopt dat deze de rookgasanalyzer
kan beschadigen. (>2000ppm) Als dit wel gebeurt haal dan snel de meetsonde uit de
schoorsteen en laat deze even in de omgevingslucht spoelen. Zet vervolgens de
luchtklep ietsje verder open en doe de meetsonde weer in de schoorsteen en kijk of
de CO niet te hoog oploopt zodat de meetsonde kan blijven zitten.
11. Laat het toestel even branden, controleer de branderdruk aan de hand van tabel in
hoofdstuk 8 en de typeplaat op het toestel.
Stel de branderdruk (2) eventueel bij met een 2,5 mm inbussleutel. Let op, de
aangegeven waarde op de branderdruk-instelschroef is een factor t.o.v. de
heersende luchtdruk afgegeven door de branderventilator.
12. Lees de luchtovermaat (lambda) af en controleer of deze tussen de 1.20 en 1.35
bedraagt. Om de luchtovermaat (lambda) te veranderen dient de luchtafstelklep
(Nr12 op tekening in hoofdstuk 9.1 ) voorzichtig verdraaid te worden. Stel de
luchtklep heel voorzichtig en dusdanig in dat de Lambda tussen de 1.20 en 1.35
bedraagt. Werkwijze: draai mbv een steeksleutel 13mm eerst de borgmoer los terwijl
u met de hand de vleugelschroef tegenhoudt. Zet de vleugelschroef in de juiste stand
en houdt deze zo vast terwijl u de borgmoer weer aandraait. Bij het veranderen van
de stand van de luchtklep verandert echter ook meteen de gasdruk; meer lucht zorgt
voor een gasdrukverlaging, minder lucht voor gasdrukverhoging. Dus na het
aanpassen van de luchtafstelling moet de gasdruk ook weer worden bijgesteld.
Herhaal dit totdat zowel de luchtovermaat als de gasdruk op de gewenste waarden
staan.
Tip: Kijk naar de gasdruk als u de luchtklep verstelt. Een kleine verstelling aan de
luchtklep resulteert meteen in een drukverandering in de gasdruk. Stel de luchtklep
bij in kleine stapjes van 0,5mbar verandering in gasdruk. Onthoud: meer lucht zorgt
voor een gasdrukverlaging, minder lucht voor gasdrukverhoging
13. Afvoergassen meten en eventueel het toestel opnieuw instellen. CO dient onder de
100ppm te blijven (bij 0%O2 / geen lucht). Als deze hoger is: