Nederlands
• Aanbevolen wordt de pomp met een lekstroom-veiligheidsschakelaar te beveiligen.
Aanduiding: FI-
Bij de dimensionering van de lekstroom-veiligheidsschakelaar het aantal aangesloten
pompen en hun nominale motorstroom in acht nemen.
• Bij gebruik van de pomp in installaties met watertemperaturen boven 90 °C moet een
warmtebestendige aansluitleiding worden gebruikt.
• Alle aansluitleiding dienen zodanig gelegd te worden, dat er in geen geval contact
gemaakt wordt met de leiding en het pomp- en motorhuis.
• Om de druipwaterbeveiliging inclusief de trekontlasting veilig te stellen, kabel met pas-
sende buitendiameter (zie tabel 7.2) gebruiken en de kabelschroefverbinding stevig vast-
schroeven. Bovendien moeten de kabels die zich in de buurt van de draadaansluiting
bevinden, naar een afvoerlus worden geleid om het druipwater te laten afvloeien.
• De pomp/installatie op de voorgeschreven wijze aarden.
• L, N,
netaansluiting tussen de 2 fasen van een draaistroomnet met een driehoeksspanning
3~230 V
• SSM: Een geïntegreerde verzamelstoringsmelding is als potentiaalvrij verbreekcontact
beschikbaar bij de klem VSM. Contactbelasting:
• Minimaal toegestaan: 12 V DC, 10 mA
• Maximaal toegestaan: 250 V AC, 1 A
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij ondeskundige aansluiting van het verzamelstoringsmeldingscontact bestaat er
levensgevaar door elektrische schok.
Bij het aansluiten van de verzamelstoringsmelding aan het netpotentiaal moeten de aan
te sluiten fase en fase L1 aan de netaansluitingskabel van de pomp identiek zijn.
• Schakelfrequentie:
• In-/uitschakelingen via netspanning 100/24 h
• 20/h bij een schakelfrequentie van 1 min. tussen in-/uitschakelingen via netspanning.
7.2.1 Stekkeraansluiting
VOORZICHTIG! Gevaar voor materiële schade!
Een ondeskundige bevestiging van de stekker kan contactproblemen en elektrische
schade veroorzaken.
• De stekker moet met de bevestigingsschroef in zijn eindpositie worden vastge-
schroefd, zodat het module- en stekkeroppervlak gelijk met elkaar afsluiten.
• Om schade door het binnendringen van water in de elektronica te vermijden, mogen
bij niet bezette kabelschroefverbindingen de afdichtingselementen niet uit de kabel-
schroefverbindingen naar buiten geduwd worden.
Voor de elektrische aansluiting moet de stekker van de regelmodule worden losgemaakt (afb. 4a).
• De bevestigingsschroef van de stekker door middel van een torx- of sleufschroeven-
draaier losmaken (afb. 4a, pos. 1). De stekker verplaatst zich uit zijn houdpositie.
Stekker voorzichtig lostrekken.
• Beide kabelschroefverbindingen (afb. 4b) losschroeven en het bovenste deel van de
stekker voorzichtig verwijderen.
• De afdichtingselementen van de kabelschroefverbindingen met behulp van een
schroevendraaier eruit duwen (afb. 4c, pos.1).
AANWIJZING: Een afdichtingselement dat per vergissing is verwijderd moet opnieuw in de
kabelschroefverbinding worden geduwd!
• Lokale kabels voor net- en SSM-aansluiting volgens afb. 4c voorbereiden.
12
of
: netaansluitingsspanning: 1~230 V
, 50/60 Hz mogelijk.
AC
, 50/60 Hz, DIN IEC 60038, als alternatief is
AC
WILO SE 04/2015