KENMERKEN EN BEDIENINGSORGANEN
FUNCTIES SCHADUWMODUS AFSTANDSBEDIENING
b
a
a -
Trim/opklapschakelaar ‑ Zie Trim‑ en
opklapbekrachtiging.
b -
Bedieningshendel ‑ Vooruit (F), Neutraal
(N) en Achteruit (R).
c -
Actieflampje ‑ Brandt als de
afstandsbediening actief is en klaar voor
gebruik.
d -
Neutraallampje ‑ Brandt als de motor in
neutraal staat. Knippert als de motor in de
stand Alleen‑gas staat.
e -
Selectietoets ‑ Wordt gebruikt om de
schermopties van System View te
selecteren, indien aanwezig. Raadpleeg de
gebruikshandleiding van System Viewvoor
informatie over de schermopties.
Werking gasklep en schakeling
Door de hendels op de afstandsbediening te bewegen, kan de bootbestuurder het motortoerental en de
schakelstanden regelen voor de drie motoren.
De gasklep‑ en schakelfunctie is afhankelijk van welke motoren in gebruik zijn. Zie de onderstaande tabel.
d
NEUTRAL
SELECT
SYNC
ACTIVE
THROTTLE
ONLY
STATION SELECT
c
g
h
e
i
f
f -
Pijl‑trackpad ‑ Gebruikt om door de System
View‑weergaven heen te bladeren, indien
hiermee uitgerust. Raadpleeg de
gebruikshandleiding van System Viewvoor
informatie over de schermopties.
g -
Sync‑lampje ‑ Brandt wanneer de
autosynchronisatiefunctie is ingeschakeld.
Raadpleeg Bediening ‑ Motor starten.
h -
Alleen‑gas/stationselectieknop ‑ Hiermee kan
de bootbestuurder het motortoerental
opvoeren voor warmlopen zonder de motor in
versnelling te schakelen. De bootbestuurder
kan tevens kiezen welk station zal worden
gebruikt voor de functies van het dubbele
dashboard. Raadpleeg Bediening ‑ Motor
starten.
i -
Afstelling arreteerspanning ‑ Zie Bediening ‑
Afstellingen afstandsbediening.
j -
Frictie‑afstelschroef bedieningshendel ‑ Zie
Bediening ‑ Afstellingen afstandsbediening.
30
+
j
14642