Montagehandleiding
Opsinox Triple Flow-P (OTF-P)
4
Installatievoorschriften
1. INSTALLATIEVOORSCHRIFTEN
1.1 PLAATS VAN DE INSTALLATIE
4.1
Plaats van de installatie
Plaatsing in een collectieve technische koker
De Triple Flow-P moet geïnstalleerd worden in
Plaatsing in een collectieve technische koker
een afzonderlijke, brandwerende schacht, zonder
De Triple Flow-P moet geïnstalleerd worden in een afzonderlijke, brandwerende
andere technieken (elektriciteit, sanitair, telecom...).
schacht, zonder andere technieken (elektriciteit, sanitair, telecom...).
De schacht moet voldoende verlucht zijn.
De schacht moet voldoende verlucht zijn.
Het inspectieluik moet gemakkelijk toegankelijk zijn
Het inspectieluik moet gemakkelijk toegankelijk zijn en inspecteerbaar op een
en inspecteerbaar op een afstand van minder dan
30 cm (Figuur 2).
afstand van minder dan 30 cm (Figuur 2).
Figuur 2
Figuur 2
Buitenopstelling
Buitenopstelling
Een Triple Flow-P kan ook buiten worden
opgesteld. In dat geval moeten de nodige
Een Triple Flow-P kan ook buiten worden opgesteld. In dat geval moeten de nodige
maatregelen genomen worden tegen bevriezing
maatregelen genomen worden tegen bevriezing van de condensafvoer, zie ook
van de condensafvoer, zie ook 'Beveiligingen bij
'Beveiligingen bij buitenmontage'
buitenmontage'.
4.2
Voorwaarden om een Triple Flow-P te mogen installeren
1.2. VOORWAARDEN OM EEN TRIPLE FLOW-P TE
MOGEN INSTALLEREN
De volgende voorwaarden moeten vervuld zijn om een Triple Flow-P te kunnen of
te mogen installeren:
De volgende voorwaarden moeten vervuld zijn om
een Triple Flow-P te kunnen of te mogen installeren:
(*) Alle verwarmingsketels in de appartementen hebben een maximaal
vermogen van 30 kW.
• Alle verwarmingsketels in de appartementen
hebben een maximaal vermogen van 30 kW.
(*) Alle ketels moeten ingesteld worden als overdruk en moeten uitgerust zijn
met een terugslagklep.
• Alle ketels moeten ingesteld worden als overdruk
(*) Iedere ventilatie-unit die aangesloten wordt op een Triple Flow-P moet
en moeten uitgerust zijn met een terugslagklep.
voorzien zijn van een brandklep en een terugslagklep.
• Iedere ventilatie-unit die aangesloten wordt
(*) De aansluitingen tussen de gasketels en de Triple Flow-P schouw zijn
op een Triple Flow-P moet voorzien zijn van een
berekend op:
brandklep en een terugslagklep.
– max. 3 m tussen gasketel en schouw;
• De aansluitingen tussen de gasketels en de Triple
– max. 2 bochten van 90°; en
Flow-P schouw zijn berekend op:
– concentrische leiding 80/125 mm.
– max. 3 m tussen gasketel en schouw;
(*) Het kanaal tussen de ventilatie-unit en de Triple Flow-P schouw is berekend
– max. 2 bochten van 90°; en
– concentrische leiding 80/125 mm.
op:
– max. 3 m lengte;
– elke bocht wordt gerekend als 1 extra meter;
≤ 30 cm
§ 5.4.
in
• Het kanaal tussen de ventilatie-unit en de Triple
Flow-P schouw is berekend op:
– max. 3 m lengte;
– elke bocht wordt gerekend als 1 extra meter;
– moet bestaan uit een leiding van Ø 160 mm.
Andere gevallen, die hierboven niet worden
genoemd, kunnen projectmatig behandeld en
uitgewerkt worden.
1.3. RICHTLIJNEN VOOR DE INSTALLATIE
• Waar de afstand van vloer tot vloer groter is
dan 320 cm, moeten de nodige verlengstukken
geplaatst worden.
• Wanneer bij een hellend dak de technische koker
wordt opgemetseld, dan moet de dakdoorvoer
als "plat dak" worden beschouwd.
• Voor de technische schachten wordt rekening
gehouden met de minimum binnenafmetingen
zoals vermeld in § 2.8.1.
• Dubbele aansluitingen gebeuren standaard in
een hoek van 180° of 90°.
• De aansluiting van de cv-ketel op de Triple Flow-P
gebeurt concentrisch.
• Per verbinding wordt standaard 1 inox
aansluitbuis in Ø 80/125 mm van 500 mm lengte
meegeleverd.
• Indien nodig moeten de topelementen m.b.v.
spankabels extra verankerd worden aan het dak.
• De Triple Flow-P is geschikt voor rookgassen
met constante temperatuur tot 160 °C in het
binnenkanaal. In de praktijk is deze temperatuur
veel lager en zal de buitenkant van de schouw
nauwelijks opwarmen.
1.4. VOORBEREIDING VAN DE MONTAGE
Controleer de volgende punten vooraleer aan de
montage te beginnen:
• De nodige montagetekeningen en/of
samenstellingsschetsen zijn aanwezig.
• Alle materialen en onderdelen die voor de
montage nodig zijn, zijn aanwezig.
• Het identificatielabel ter hoogte van het
inspectieluik is aanwezig.
• Raadpleeg de geldende normen en richtlijnen
voor informatie over de uitmondingsgebieden en
voor het vermijden van hinder.
07/2021 • WWW.OPSINOX.COM
1