6.9.3
Draairichting controleren bij koppelingspositioneringsaandrijving VD552KV/6F82FA
6.9.4
Draairichting wijzigen bij koppelingspositioneringsaandrijving VD552KV/6F82FA.
6.9.5
Draairichting controleren bij gelijkstroompositioneringsaandrijving DC1600/DA82GA.
6.9.6
Draairichting wijzigen bij gelijkstroompositioneringsaandrijving DC1600/DA82GA.
De draairichting van de koppelingspositioneringsaandrijving
(krachtstroommotor) is afhankelijk van de aansluiting op het krachtnet.
Na aansluiting op het krachtnet moet eerst de draairichting worden
gecontroleerd alvorens de machine in gebruik mag worden genomen.
Ga daartoe bijvoorbeeld als volgt te werk:
–
De pulsgever moet gemonteerd zijn. Zie paragraaf 6.7.
–
De stekker van de pulsgever moet aangesloten zijn. Zie blz. 20.
–
De 37-polige stekker van de naaimachine niet aansluiten.
–
Hoofdschakelaar (motorveiligheidsschakelaar) in de stand '1'
zetten.
–
Omdat de 37-polige stekker niet aangesloten is, wordt geen
geldige autoselect-weerstand gevonden en wordt het max.
toerental begrensd.
–
Het pedaal iets naar voren verplaatsen; de aandrijving draait nu.
Draairichting controleren.
Wanneer de naaimachinemotor in de verkeerde richting draait, moeten
op het klemmenblok van de netaansluiting van de naaimachinemotor 2
fasen verwisseld worden. Ga daartoe als volgt te werk.
–
Hoofdschakelaar in de stand '0' zetten en netstekker uit de
contactdoos trekken!
–
Op de netaansluiting van de naaimachinemotor 2 van de 3
fasedraden verwisselen.
–
Netstekker in contactdoos steken en hoofdschakelaar in de stand
'1' zetten.
–
Draairichting controleren (zie paragraaf 6.6.3).
De draairichting van Gelijkstroompositioneringsaandrijving is af fabriek
via parameter F-161 (= 1) op linksom ingesteld. Toch dient ook nu
eerst de draairichting te worden gecontroleerd alvorens de machine in
gebruik te nemen. Daartoe kan o.a. als volgt te werk worden gegaan:
–
De pulsgever moet gemonteerd zijn. Zie paragraaf 6.7.
–
De stekkers van de sensor voor de gewenste waarde,
commutatiesensor, pulsgever en bedieningspaneel moeten
aangesloten zijn. Zie afbeelding op blz. 20.
–
De 37-polige stekker van de naaimachine niet aansluiten.
–
Hoofdschakelaar in de stand '1' zetten.
Het bedieningspaneel geeft nu 'Info A5' , d.w.z. dat geen geldige
Autoselect-weerstand is gevonden en het max. toerental wordt
begrensd.
–
Het pedaal iets naar voren verplaatsen; de aandrijving draait nu.
Draairichting controleren.
–
De 37-polige stekker van het machinebovendeel weer aansluiten.
Wanneer de naaimachinemotor in de verkeerde richting draait, moet
paramater Parameter F-161 in het 'monteurmenu' op 1 worden
ingesteld.
Via bedieningspaneel V810, zie paragraaf 6.11.4
Via bedieningspaneel V820, zie paragraaf 6.11.5
LET OP!
Na wijziging van de draairichting moeten de posities opnieuw in-
gesteld worden. Zie paragraaf 6.0
23