A A A A N N B B E E V V O O L L E E N N S S C C H H A A K K E E L L P P U U N N T T E E N N
O O P P S S C C H H A A K K E E L L E E N N ( ( V V E E R R S S N N E E L L L L E E N N ) )
VERANDERING
VAN VERSNELLING
1 naar 2
2 naar 3
3 naar 4
4 naar 5
5 naar 6
T T E E R R U U G G S S C C H H A A K K E E L L E E N N ( ( D D E E C C E E L L E E R R E E R R E E N N ) )
VERANDERING
VAN VERSNELLING
6 naar 5
5 naar 4
4 naar 3
3 naar 2
2 naar 1
AANBEVOLEN SNELHEID
24 km/u
40 km/u
56 km/u
72 km/u
80 km/u
AANBEVOLEN SNELHEID
64 km/u
56 km/u
40 km/u
24 km/u
16 km/u
R R E E M M M M E E N N
Zorg altijd voor voldoende remafstand, zodat de remmen
geleidelijk kunnen worden bediend.
Iets meer remmen met de voorrem dan met de achterrem levert
over het algemeen de beste remprestaties op.
1. Om de motorfiets met de remmen af te remmen, geeft u geen
gas meer en gebruikt u de voor- en achterremmen gelijkmatig
en geleidelijk.
Als de antiblokkeerremmen tijdens een remmanoeuvre worden
ingeschakeld, voelt de rijder een pulsatie aan de remhendels.
Blijf een constante druk op de remmen uitoefenen voor de beste
remprestaties.
BEDIENING
LET OP
LET OP
99