De printerinstellingen wijzigen
Dialoogvenster Instellingen P-touch Template
1 Default Command Mode (Standaard opdrachtmodus)
Hiermee stelt u de P-touch Template-modus in als standaardmodus.
U kunt de modus wijzigen bij de apparaatinstellingen.
2 Default Template Number (Standaard sjabloonnummer)
Het sjabloonnummer opgeven dat standaard wordt geselecteerd als de printer wordt ingeschakeld.
Geef echter geen sjabloonnummer op als geen sjabloon moet worden overgebracht naar de printer.
3 Data Delimiter for P-touch Template (Gegevensscheidingsteken voor P-touch Template)
Een scheidingsteken is een symbool dat wordt gebruikt om aan te geven waar een volgend object begint
in de gegevens die naar de printer worden verzonden. U kunt 1 tot 20 tekens opgeven.
4 Trigger for P-touch Template Printing (Trigger voor afdrukken met P-touch Template)
U kunt een trigger opgeven om te beginnen met afdrukken vanuit een aantal opties.
[Command Character] (Opdrachtteken): Het afdrukken begint als het hier opgegeven opdrachtteken
wordt ontvangen.
[Data Insertion into All the Objects] (Gegevens invoegen in alle objecten): Het afdrukken begint als het
scheidingsteken van het laatste object is ontvangen.
[Received Data Size] (Ontvangen gegevensomvang): Het afdrukken begint als het hier opgegeven aantal
tekens is ontvangen. Daarbij worden scheidingstekens niet meegeteld.
5 Character Code Table (Tekencodetabel)
Selecteer een van de volgende vier tekencodesets.
Mogelijke instellingen: [Windows 1251], [Windows 1252], [Windows 1250 Eastern Europe] (Windows
1250 Oost-Europa), [Brother standard] (Brother-standaard)
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
3
3
77