16 Configuratie
Wat
Waarde van de
▪ Druk meer dan vijf seconden op BS1
geselecteerde instelling in
om stand 2 te selecteren.
stand 2 veranderen
▪ Druk op BS2 om de gewenste
instelling te selecteren.
▪ Druk één keer op BS3 om naar de
waarde
instelling te gaan.
▪ Druk op BS2 om de vereiste waarde
van de geselecteerde instelling te
selecteren.
▪ Druk één keer op BS3 om de
verandering te bevestigen.
▪ Druk opnieuw op BS3 om de werking
te beginnen met de gekozen waarde.
Voorbeeld
Inhoud van parameter [2‑7] controleren (functie geventileerde
omkasting activeren of deactiveren).
[Stand-Instelling]=Waarde in dit geval gedefinieerd als: Stand=2;
Instelling=7; Waarde=waarde die willen te weten komen/veranderen.
1 Controleer of de aanduiding op het 7-segmentendisplay die van
de standaardsituatie is (normale werking).
2 Druk meer dan vijf seconden op BS1.
Resultaat: Stand 2 wordt geactiveerd:
3 Druk zeven keer op BS2 (of druk op BS2 totdat op het 7-
segmentendisplay zeven verschijnt).
Resultaat: Stand 2 instelling 7 wordt opgeroepen:
4 Druk één keer op BS3. Het display geeft de status van de
instelling weer (afhankelijk van de werkelijke lokale situatie). In
het geval van [2‑7] is de standaardwaarde "1"; dit betekent dat
de functie geventileerde omkasting geactiveerd is.
Resultaat: Stand 2 instelling 7 wordt opgeroepen en
geselecteerd; de weergegeven waarde is de actuele instelling.
5 Druk
op
BS2
tot
de
segmentendisplay verschijnt om de waarde van de instelling te
veranderen.
6 Druk één keer op BS3 om de verandering te bevestigen.
7 Druk op BS3 om de werking te beginnen met de gekozen
instelling.
8 Druk één keer op BS1 om stand 2 af te sluiten.
16.1.7
Stand 1: monitoringinstellingen
[1-0]
Geeft de resterende levensduur van de R32-sensor weer.
De resterende levensduur wordt weergegeven in 0 tot 120 maanden.
INFORMATIE
De sensor heeft een levensduur van 10 jaar. Op de
gebruikersinterface
verschijnt
levensduur van de sensor afloopt de fout "CH-22" en na
het einde van de levensduur van de sensor "CH-23". Voor
meer informatie, zie de uitgebreide handleiding van de
gebruikersinterface en neem contact op met uw dealer.
16.1.8
Stand 2: lokale instellingen
[2-0]
Instelling die bepaalt of de SV-unit al of niet deel uitmaakt van een
cluster.
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
40
Hoe
van
de
geselecteerde
gewenste
waarde
op
het
6 maanden
voor
de
Als de SV-unit deel uitmaakt van een parallelle of seriële cluster,
moet deze instelling op "1" worden ingesteld om dit te activeren. Zie
omkasting" [ 4 17].
"12.4.4 Geventileerde
(a)
[2-0]
0 (standaard)
1
(a)
Stel in op ALLE hoofdprintplaten (A1P and A2P) van de SV-unit.
[2-1]
Instelling voor het nummer van de cluster waarvan de SV-unit deel
uitmaakt.
Als het systeem meerdere clusters bevat, moeten alle SV-units die
tot dezelfde cluster behoren hetzelfde clusternummer hebben als de
waarde voor deze instelling. SV-units uit verschillende clusters
moeten een verschillend clusternummer hebben.
(a)
[2-1]
0 (standaard)~63
(a)
Stel in op ALLE hoofdprintplaten (A1P and A2P) van de SV-unit.
[2-2]
Instelling voor de clusterconfiguratie waarvan de SV-unit deel
uitmaakt.
Dit kan een parallelle of seriële cluster zijn. Deze instelling moet voor
alle SV-units in dezelfde cluster worden geconfigureerd, en moet
dezelfde waarde zijn. Zie
(a)
[2-2]
0 (standaard)
1
(a)
Stel in op ALLE hoofdprintplaten (A1P and A2P) van de SV-unit.
[2-3]
Instelling om een koelmiddellek te simuleren.
▪ Kies waarde "1" bij het inbedrijf stellen van de SV-unit. Dit
activeert de veiligheidsmaatregelen van de SV-unit en bevestigt
dat de veiligheidsmaatregelen naar behoren werken en voldoen
aan de geldende wetgeving.
▪ Na bevestiging moet deze instelling weer op "0" worden ingesteld
7-
en instelling [2-6] worden veranderd als bevestiging dat de
inbedrijfstellingscontrole is voltooid.
Zie
"17.2.1 Over proefdraaien van de
(a)
[2-3]
0 (standaard)
1
(a)
Stel ALLEEN in op de UITERST LINKSE hoofdprintplaat (A1P)
van de SV-unit.
[2-4]
Instelling om alle veiligheidsmaatregelen van de SV-unit te activeren
of te deactiveren.
▪ Kies
waarde
"1"
(geventileerde omkasting of extern alarm).
▪ Kies waarde "0" als geen veiligheidsmaatregelen vereist zijn.
Zie
"12.3 Vereiste veiligheidsmaatregelen
In het geval van "0" wordt de output van de R32-sensor in de SV-
unit genegeerd, en reageert het systeem niet in het geval van een
koelmiddellek in de SV-unit.
(a)
[2-4]
0
1 (standaard)
2
Beschrijving
Cluster gedeactiveerd
Cluster geactiveerd
Beschrijving
Clusternummer
omkasting" [ 4 17].
"12.4.4 Geventileerde
Beschrijving
Parallelle cluster
Seriële cluster
SV-unit" [ 4 42].
Koelmiddellek simuleren
UIT
AAN
als
veiligheidsmaatregelen
vereist
bepalen" [ 4 14].
Veiligheidsmaatregelen
Deactiveren
Activeren
Tijdelijk deactiveren (24 uur of tot uit- en
inschakelen voeding)
SV1A25AJV1B+SV4~8A14AJV1B
VRV 5 veiligheidsklepunit
4P709466-1 – 2023.09
zijn