3. Om vooruit te rijden, duwt u de schakelhendels
langzaam naar voren (Fig. 10).
Opmerking: De motor slaat af, als u de schakelhendels van
de tractie beweegt terwijl de parkeerrem is werking is gesteld.
3
4
Figuur 10
1. Schakelhendel –
Neutraalstand
2. Centrale onvergrendelde
stand
Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk
uitoefenen op beide schakelhendels (Fig. 10).
Om te draaien, vermindert u de druk op de schakelhendel in
de richting waarin u wilt draaien (Fig. 10).
Hoe verder u de schakelhendels beweegt (in beide
richtingen), des te sneller zal de machine in de gewenste
richting rijden.
Om te stoppen, zet u beide schakelhendels in de
neutraalstand.
Achteruit
1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand.
2. Om achteruit te rijden, trekt u de schakelhendels naar
achteren (Fig. 10).
Om in een rechte lijn te rijden, moet u gelijkmatige druk
uitoefenen op beide schakelhendels (Fig. 10).
Om te draaien, beweegt u de schakelhendel in de richting
waarin u wilt draaien (Fig. 10).
Om te stoppen, zet u beide schakelhendels in de
neutraalstand.
De machine stoppen
Om de machine te stoppen, moet u de schakelhendels in de
neutraalstand zetten en loskoppelen om ze te vergrendelen,
de aftakas uitschakelen, en het contactsleuteltje op Uit
draaien om de motor af te zetten. Als u de machine
onbeheerd laat, moet u tevens de parkeerrem in werking
stellen; zie Parkeerrem in werking stellen, blz. 14. Denk
erom dat u het sleuteltje uit het contact haalt.
2
1
m–2715
3. Vooruit
4. Achteruit
17
Belangrijk
Stel de parkeerrem niet in werking als de
machine in beweging is. Hierdoor kan schade aan het
aandrijfsysteem ontstaan.
Voorzichtig
Kinderen of omstanders kunnen letsel oplopen als
zij de machine verplaatsen of proberen te bedienen
terwijl deze onbeheerd staat.
Verwijder altijd het sleuteltje uit het contact en stel
de parkeerrem in werking wanneer u de machine
onbeheerd achterlaat, ook al is het slechts voor een
paar minuten.
De maaihoogte instellen
De maaihoogte kan worden ingesteld van 38 tot 114 mm in
stappen van 13 mm door de gaffelpen in verschillende
openingen te plaatsen.
1. Zet de maaihoogtehendel omhoog in de transportstand
(eveneens de maaihoogtestand van 114 mm) (Fig. 11).
2. Om de maaihoogte in te stellen, verwijdert u de R-pen
en de gaffelpen uit de maaihoogtebeugel (Fig. 11).
3. Kies de opening in de maaihoogtebeugel die
correspondeert met de gewenste maaihoogtestand, en
steek daarin de gaffelpen (Fig. 11).
4. Zet de gaffelpen vast met de R-pen (Fig. 11).
5. Zet de maaihoogtehendel omlaag op de gaffelpen.
Figuur 11
1. Maaihoogtehendel
2. Gaffelpen
1
2
3
3. R-pen