volgen van de veiligheidsinstructies in deze
gebruiksaanwijzing kan leiden tot ernstig persoonlijk
letsel.
BESCHRIJVING VAN DE
FUNCTIES
LET OP:
• Controleer altijd of het gereedschap is uitgeschakeld
en de stekker uit het stopcontact is getrokken alvorens
de functies van het gereedschap te controleren of af te
stellen.
Asvergrendeling (zie afb. 1)
LET OP:
• Bedien de asvergrendeling nooit terwijl de as nog
draait. Het gereedschap kan hierdoor worden
beschadigd.
Druk op de asvergrendeling om te voorkomen dat de as
kan draaien tijdens het monteren of verwijderen van
schijven of accessoires.
(zie afb. 2)
LET OP:
• Controleer altijd, voordat u het gereedschap aansluit
op het elektriciteitsnet, of de schuifknop op de juiste
manier schakelt en weer terugkeert naar de uit-stand,
wanneer achter op de schuifknop wordt gedrukt.
Start het gereedschap door de schuifknop naar de positie
"I" (aan) te schuiven. Voor doorlopend slijpen, drukt u op
het voorste gedeelte van de schuifknop om hem te
vergrendelen.
Om het gereedschap te stoppen, drukt u op het achterste
gedeelte van de schuifknop en schuift u deze naar de
positie "O" (uit).
Bedrijfslampje
Voor de modellen 9561CVR, 9562CVR, 9564CVR,
9565CVR (zie afb. 3)
Voor de modellen 9561CR, 9562CR, 9564CR, 9565CR
(zie afb. 4)
Het bedrijfslampje gaat branden zodra de stekker van het
gereedschap in een stopcontact wordt gestoken. Als het
lampje niet brandt, kan het netsnoer beschadigd zijn of de
sturing defect. Als het lampje brandt, maar het
gereedschap niet start, zelfs niet wanneer de schuifknop
in de aan-stand wordt gezet, kunnen de koolborstels
versleten zijn, of kunnen de motor, de sturing, of de
schuifknop defect zijn.
Onbedoelde herstartpreventie
Het gereedschap start niet met de schuifknop op aan, ook
niet als de stekker in het stopcontact wordt gestoken.
In- en uitschakelen
Op dit moment knippert het bedrijfslampje rood ten teken
dat de onbedoelde herstartpreventie werkt.
Hef de onbedoelde herstartpreventie op door de
schuifknop naar de positie "O" (uit) terug te schuiven en
dan los te laten.
Snelheidsregelaar
Voor 9561CVR, 9562CVR, 9564CVR, 9565CVR
(zie afb. 5)
U kunt de draaisnelheid veranderen door de
snelheidsregelaar te draaien en in te stellen op een cijfer
van 1 tot 5.
De snelheid verhoogt wanneer u de draaiknop in de
richting van het cijfer 5 draait. De snelheid verlaagt
wanneer u deze in de richting van het cijfer 1 draait.
Raadpleeg onderstaande tabel voor het aantal slagen per
minuut in iedere stand van de draaiknop.
Cijfer
1
2
3
4
5
LET OP:
• Indien het gereedschap lange tijd achtereen met een
laag toerental wordt gebruikt, raakt de motor
overbelast en oververhit.
• U kunt de snelheidsregelaar alleen tot aan het cijfer 5
draaien en terug naar 1. Forceer de schijf niet voorbij
de 5 of de 1 omdat de snelheidsregeling daardoor
onklaar raakt.
Gereedschappen met elektronische aansturing zijn
dankzij de volgende eigenschappen gemakkelijk te
bedienen.
• Elektronische constante snelheidsregeling Maakt een
onberispelijke afwerking mogelijk omdat de
draaisnelheid zelfs onder belasting constant blijft.
• Zachte-startfunctie
Maakt een zachte start mogelijk door onderdrukking
van de aanloopschok.
• Overbelastingsbeveiliging Wanneer de toelaatbare
belasting van het gereedschap wordt overschreden,
gaat er minder vermogen naar de motor om deze
tegen oververhitting te beschermen. Wanneer de
belasting weer op een toelaatbaar niveau komt, zal het
gereedschap weer normaal werken.
ONDERDELEN AANBRENGEN/
VERWIJDEREN
LET OP:
-1
min
(RPM)
2.800
4.000
6.500
9.000
12.000
37