Error: Airbag (Storing: airbag)
De actieve staat van het airbagsysteem wordt elektronisch gecontroleerd, ook als
een airbag buiten werking is gesteld.
Als de voor-, zij- resp. hoofdairbag of de gordelspanner met de wagensysteem-
tester buiten werking is gesteld, gebeurt het volgende:
›
Het controlelampje
gaat na het inschakelen van het contact gedurende 4 se-
conden branden en knippert vervolgens nog 12 seconden met intervallen van
2 seconden.
Op het informatiedisplay weergegeven tekst:
Airbag/belt tensioner deactivated! (Airbag/gordelspanner gedeactiveerd.)
Als de bijrijdersvoorairbag met de sleutelschakelaar aan de zijkant van het
dashboard aan bijrijderszijde buiten werking is gesteld:
›
Het controlelampje
gaat na het inschakelen van het contact 4 seconden
branden.
›
Het buiten werking stellen van de airbag wordt aangegeven door het branden
van een geel controlelampje met de tekst
stuk van het dashboard
» pagina
ATTENTIE
Als zich een storing voordoet, het airbagsysteem direct door een specialist la-
ten controleren. Anders bestaat het gevaar dat de airbags bij een ongeval niet
worden geactiveerd.
Roetfilter
(dieselmotor)
Het roetfilter filtert de roetdeeltjes uit het uitlaatgas. De roetdeeltjes worden in
het roetfilter verzameld en worden daar regelmatig verbrand.
Als het controlelampje
gaat branden, betekent dit dat het roetfilter door het
veelvuldig rijden van korte afstanden met roet is verstopt.
Om het roetfilter te reinigen moet zo snel mogelijk, als de verkeerssituatie dit
toelaat, gedurende minstens 15 minuten of tot het doven van het controlelampje
in de 4e of 5e versnelling (automatische versnellingsbak: in keuzehendelstand S)
met een snelheid van minstens 60 km/h bij een motortoerental tussen 1.800 -
2.500 1/min worden gereden. Hierdoor stijgt de uitlaatgastemperatuur en worden
de roetdeeltjes in het roetfilter verbrand.
Daarbij altijd de geldende snelheidsbeperkingen in acht nemen
28
Bediening
in het midden-
121.
»
.
Na de succesvolle reiniging van het roetfilter dooft het controlelampje .
Als het filter niet succesvol is gereinigd, dooft het controlelampje
gint het controlelampje
te knipperen. Op het informatiedisplay verschijnt Die-
sel-particle Owner's manual (roetfilter: Instructieboekje!). Daarna schakelt het
motorregelapparaat de motor in het noodprogramma, waarbij minder motorver-
mogen beschikbaar is. Na het uitschakelen en weer inschakelen van het contact
brandt het controlelampje .
Direct een specialist opzoeken.
Meer informatie
» pagina
184, Wagengegevens.
ATTENTIE
Het roetfilter bereikt zeer hoge temperaturen. Daarom niet parkeren op
■
plaatsen waar het zeer hete filter rechtstreeks met droog gras of ander
brandbaar materiaal in contact kan komen - brandgevaar!
De snelheid altijd aan het weer, het wegdek en de terrein- en verkeersom-
■
standigheden aanpassen. Het door het controlelampje gegeven rij-advies mag
u er nooit toe verleiden de wettelijke bepalingen in het verkeer te negeren.
VOORZICHTIG
Zolang het controlelampje
brandstofverbruik en eventueel ook verminderd motorvermogen.
Let op
Om het verbrandingsproces van de roetdeeltjes in het roetfilter te ondersteu-
■
nen, adviseren wij u om continu stadsverkeer te vermijden.
Door het gebruik van dieselbrandstof met een hoog zwavelgehalte kan de le-
■
vensduur van het roetfilter aanzienlijk worden bekort. Een specialist kan u vertel-
len in welke landen dieselbrandstof met een hoog zwavelgehalte wordt gebruikt.
Gordelwaarschuwingslampje
Het controlelampje
gaat branden na het inschakelen van het contact, als herin-
nering dat de bestuurder resp. bijrijder de veiligheidsgordel moet omgespen. Het
controlelampje dooft pas als de bestuurder de veiligheidsgordel heeft omgedaan.
Als de bestuurder resp. bijrijder de veiligheidsgordel niet heeft omgegespt, klinkt
bij wagensnelheden boven 20 km/h een continue waarschuwingstoon en knip-
pert tegelijkertijd het controlelampje .
brandt, moet u rekening houden met een hoger
niet en be-
£