Schakelaar voor alarmlichten
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 42 en volg deze op.
›
De schakelaar
» Afbeelding 24
schakelen.
Als de alarmlichten zijn ingeschakeld, knipperen alle knipperlichten van de wagen
tegelijkertijd. Het controlelampje voor de knipperlichten en het controlelampje in
de knop knipperen eveneens. De alarmlichten werken ook wanneer het contact is
uitgeschakeld.
Bij een ongeval waarbij een airbag wordt geactiveerd, worden de alarmlichten au-
tomatisch ingeschakeld.
Let op
De alarmlichten moeten worden ingeschakeld als bijvoorbeeld:
de staart van een file wordt genaderd,
■
u stilstaat met pech of in geval van nood.
■
46
Bediening
Afbeelding 24
Dashboard: Schakelaar voor
alarmlichten
indrukken om de alarmlichten in- of uit te
Hendel voor knipperlicht en grootlicht
ä
Lees eerst de informatie in de inleiding en de veiligheidsaanwijzingen
op pagina 42 en volg deze op.
Met de knipperlicht- en grootlichthendel worden ook het parkeerlicht en het
grootlichtsignaal bediend.
Knipperlicht rechts
en links
›
De hendel omhoog-
of omlaagdrukken
A
›
Als u slechts driemaal wilt knipperen, de hendel even aantippen tot het boven-
ste of onderste drukpunt en vervolgens weer loslaten (het zogeheten comfort-
knipperen).
›
Knipperen voor het wisselen van rijstrook - om slechts even te knipperen, de
hendel tot aan het drukpunt naar boven of beneden drukken en in deze stand
vasthouden.
Grootlicht
›
Het dimlicht inschakelen.
›
De hendel naar voren in pijlrichting
›
Het grootlicht schakelt u uit door de hendel in de beginstand in pijlrichting te
trekken
.
D
Grootlichtsignaal
›
De hendel naar het stuurwiel (tegen de veerdruk in) in pijlrichting
het grootlicht en het controlelampje
Parkeerlicht
Beschrijving van de bediening
Afbeelding 25
Knipperlicht- en grootlichthen-
del
» Afbeelding
25.
B
drukken.
C
in het instrumentenpaneel branden.
» pagina
43.
trekken -
D
£