Selecteer het simulatiedoel bij het afdrukken van CMYK-gegevens. Op basis van deze simulatie converteert het
apparaat CMYK-gegevens naar een apparaat-afhankelijk CMYK-kleurenmodel. Voor meer informatie over de
instellingen raadpleegt u het volgende:
[CMYK-simulatieprofiel](P. 376)
[Grijswaardenprofiel gebruiken]
Geef op of grijze gegevens worden geconverteerd naar CMYK-gegevens, met behulp van het
grijswaardenprofiel van het apparaat.
* Ook als [Aan] is geselecteerd, worden gegevens afgedrukt met 1-kleur zwart (K) toner, afhankelijk van de
instelling van [Uitvoerprofiel] of [Puur zwarte tekst].
[Uitvoerprofiel]
Selecteer het betreffende profiel voor de afdrukgegevens. Voor meer informatie over de instellingen raadpleegt
u het volgende:
[Uitvoerprofiel](P. 377)
[Afstemmethode]
Selecteer het element dat voorrang moet krijgen bij een kleuraanpassing met [RGB-bronprofiel]. Voor meer
informatie over de instellingen raadpleegt u het volgende:
[Afstemmethode](P. 378)
[Samengestelde overdruk]
Geef op of voor overdruk ingestelde CMYK-gegevens kunnen worden overdrukt, als composiet-uitvoer.
Als u in deze instelling [Uit] opgeeft, wordt de afbeelding afgedrukt alsof overdruk niet was opgegeven.
* Overdruk met speciale kleuren wordt niet gebruikt, ook als hier [Aan] is opgegeven.
[Grijswaardeconversie]
Geef de conversiemethode op voor het afdrukken van kleurgegevens in zwart-wit. Voor meer informatie over
de instellingen raadpleegt u het volgende:
[Grijswaardeconversie](P. 379)
[Afdrukkwaliteit]
Pas de afdrukkwaliteit aan, zoals de dichtheid en resolutie, aan de hand van het document en doel van het
afdrukken.
[Densiteit]
Pas de tonerdichtheid aan voor elke kleur tijdens het afdrukken.
Voor een nauwkeuriger instelling kunt u voor elke kleur het niveau van drie dichtheidgedeeltes aanpassen in
[Fijnaanpassing].
* Als Tonerbesparing is ingesteld op Aan, kunt u de tonerdichtheid niet aanpassen.
[Tonerbesparing]
Geef op of er moet worden afgedrukt onder besparing op toner.
Om af te drukken na het controleren van de indeling en uitstraling (bijvoorbeeld voordat u een grote taak
afdrukt), selecteert u [Aan].
[Gradatie]
Geef de verwerkingsmethode op voor het reproduceren van gradaties.
Als u [Hoog 2] selecteert, wordt met een fijnere gradatie afgedrukt dan bij [Hoog 1].
* Deze instelling is uitsluitend beschikbaar als [Resolutie] is ingesteld op [600 dpi].
[Fijnaanpassing densiteit]
Past de dichtheid van fijne lijnen en kleine tekst aan. Past de dichtheid aan als fijne lijnen of kleine tekst
vervagen, voor duidelijker drukwerk.
* De dichtheid instellen heeft ook invloed op de kleurbalans en andere objecten dan lijnen of tekst.
* Deze instelling is uitsluitend beschikbaar als [Resolutie] is ingesteld op [1200 dpi].
[Resolutie]
Geef de afdrukresolutie op voor het verwerken van de afdrukgegevens.
Om met een hogere resolutie af te drukken, geeft u in deze instelling [1200 dpi] op.
[Speciale gladmaakmodus]
Afdrukken
184