Start de bewaking door (indien nodig) de AAN/UIT-toets
ken. De bewaking start direct.
Als het zuurstofniveau hoger c.q. lager is dan de ingestelde waarde voor het Hoog- of het
Laagalarm, gaat de alarmindicator op het voorpaneel branden als signaal van een hoog of
laag zuurstofniveau binnen de vastgestelde limieten, of worden de limieten aangepast.
LET OP: De MaxBlend Lite bewaakt de zuurstofconcentratie van het gas dat door de menger
wordt geleverd, ongeacht welke uitlaatpoort in gebruik is. De geïntegreerde flowmeter heeft
daarom uiteindelijk geen effect op de zuurstofdetectie.
2.3 Flowmeter gebruiken
1. Stel de flowmeter in op het gewenste waarde zoals afgelezen in het midden van de vlotterbal.
Flow verhogen - draai knop naar links
•
Flow verlagen - draai knop naar rechts
•
2. Controleer de afblaasschakelaar en zorg dat deze in de juiste positie staat.
Voor een lage-flowmenger moet de afblaasschakelaar worden ingeschakeld
•
(omhoog staan) als de totale gecombineerde flow van de menger minder is dan 3 lpm.
Voor een hoge-flowmenger moet de afblaasschakelaar worden ingeschakeld (omhoog
•
staan) als de totale gecombineerde flow van de menger minder is dan 15 lpm.
Wanneer de geleverde flow groter is dan de bovenstaande drempelwaarden kan
•
de afblaasschakelaar worden gedeactiveerd (omlaag staan) om gas te besparen.
LET OP: Als het afblazen niet kan worden geactiveerd zoals hierboven is beschreven, dan kan
dat leiden tot onnauwkeurige zuurstofconcentraties van de menger. De MaxBlend Lite geeft
echter altijd de actuele geleverde concentratie aan.
LET OP: De uitlaten van dit apparaat kunnen een druk leveren die even hoog is als de inlaat-
druk. Zorg ervoor dat de apparaten die het gas van de menger naar de patiënt overbrengen,
voorkomen dat de druk te hoog wordt voor de patiënt.
2.4 Procedure voor instellen van het alarm
2.4.1 Laagalarm instellen
Om de instelling van het laagalarm aan te passen:
1. Druk op de toets Un-lock (Ontgrendelen)
ontgrendelen. De pictogrammen Low, Smart Alarm, CAL en HIGH beginnen te
knipperen als teken dat de INSTELMODUS actief is.
2. Druk op de toets OMLAAG (LAAGALARM)y
LET OP: de letters Low Alarm beginnen te knipperen, wat aangeeft dat het Laagalarm hand-
matig kan worden ingesteld.
3. Stel met de pijltjestoetsen OMHOOG
gewenste waarde. Elke keer dat u op een pijltjestoets drukt, verandert de waarde
met 1%. Als de toetsen langer dan 1 seconde worden ingedrukt, zal de waarde in
het display met stappen van 1% per seconde veranderen.
LET OP: Als er 30 seconden verstrijken tussen het indrukken van toetsen, zal het systeem de
laatste waarde voor het hoogalarm opslaan en terugkeren naar de normale bedrijfsmodus.
Als dit per ongeluk gebeurt, herhaal dan de procedure voor het instellen van het alarm.
Er is een speciale voorwaarde die het mogelijk maakt om het laagalarm voor zuurstof onder
18% in te stellen. Om dit te doen, druk drie seconden op de pijltjestoets OMLAAG
laagalarm 18% weergeeft. De alarminstelling kan nu worden ingesteld op 17, 16 of 15%. Boven
de instelling zal een balkje knipperen om aan te geven dat het alarm op <18% is ingesteld.
De laagalarmwaarde mag niet lager dan 15% ingesteld worden en mag ook niet dichter dan 1%
bij de waarde voor het hoogalarm ingesteld worden. Bijvoorbeeld, als het hoogalarm op 25%
is ingesteld, zal het systeem geen laagalarm van 24% accepteren.
4. Wanneer de waarde van het laagalarm is ingesteld, drukt u op de toets Un-lock
(Ontgrendelen) om de instelling van het laagalarm te accepteren en terug te
keren naar de normale bedrijfsmodus.
LET OP: De standaardinstelling voor het laagalarm is 18% O2. Als de batterijen worden ver-
wijderd of het apparaat wordt uitgeschakeld, zal de limiet voor het laagalarm weer op 18%
worden ingesteld als deze voordien op <18% was ingesteld.
WWW.MAXTEC.COM • (800) 748-5355
op het voorpaneel in te druk-
om het toetsenpaneel te
op het toetsenpaneel.
en OMLAAG
het laagalarm in op de
terwijl het
2.4.2 Hoogalarm instellen
Om de instelling van het hoogalarm aan te passen:
1. Druk op de toets Un-lock (Ontgrendelen)
ontgrendelen. De pictogrammen Low, Smart Alarm, CAL en HIGH beginnen te
knipperen als teken dat de INSTELMODUS actief is.
2. Druk op de toets OMHOOG (HOOGALARM)
LET OP: De letters High Alarm beginnen te knipperen, wat aangeeft dat het Hoogalarm hand-
matig kan worden ingesteld.
3. Stel met de pijltjestoetsen OMHOOG
gewenste waarde. Elke keer dat u op een pijltjestoets drukt, verandert de waarde
met 1%. Als de toetsen langer dan 1 seconde worden ingedrukt, zal de waarde in
het display met stappen van 1% per seconde veranderen.
LET OP: Als er 30 seconden verstrijken tussen het indrukken van toetsen, zal het systeem de
laatste waarde voor het hoogalarm opslaan en terugkeren naar de normale bedrijfsmodus.
Als dit per ongeluk gebeurt, herhaal dan de procedure voor het instellen van het alarm.
Als de instelling Hoogalarm hoger dan 100% wordt ingesteld, dan zal het hoogalarm twee
streepjes, ––, tonen. Deze bijzondere voorwaarde zal het hoogalarm deactiveren of uitschakelen.
4. Wanneer de waarde van het hoogalarm is ingesteld, drukt u nogmaals op de toets
Un-lock
(Ontgrendelen) om de instelling van het hoogalarm te accepteren en
terug te keren naar de normale bedrijfsmodus.
LET OP: De standaardinstelling voor het hoogalarm is 50% O2. Als de batterijen worden
verwijderd, zal de limiet voor het hoogalarm weer op 50% worden ingesteld.
2.4.3 Modus Smart Alarm
1. Druk op de toets Un-lock (Ontgrendelen)
ontgrendelen. De pictogrammen Low, Smart Alarm, CAL en HIGH beginnen te
knipperen als teken dat de INSTELMODUS actief is.
2. Druk op de toets Smart Alarm
Low, Alarm Mode en HIGH beginnen langzaam te knipperen als teken dat de
Smart Alarm modus actief is. Het hoogalarm wordt nu ingesteld op de huidige
zuurstofwaarde +3% (afgerond naar het dichtstbijzijnde hele getal). Het laagalarm
wordt nu ingesteld op de huidige zuurstofwaarde -3% (afgerond naar het
dichtstbijzijnde geheel getal, maar niet lager dan 18%).
3. Door op de toets Omlaag te drukken, wordt er één van de instelling van het
hoogalarm afgetrokken en één aan de instelling van het laagalarm toegevoegd.
Door op de toets Omlaag te drukken, wordt er één van de instelling van het
hoogalarm afgetrokken en één aan de instelling van het laagalarm toegevoegd.
Met andere woorden, de pijl Omhoog maakt het alarmbereik groter en de pijl
Omlaag maakt het alarmbereik kleiner. Deze functie zal de alarmniveaus
4. Zodra de gewenste alarminstellingen zijn bereikt, drukt u op de toets
Ontgrendelen
om de instellingen op te slaan en terug te keren naar de
normale bedrijfsmodus. Als de gebruiker gedurende 30 seconden niet op een
toets drukt, zal het apparaat de nieuwe alarminstellingen automatisch opslaan en
terugkeren naar de normale bedrijfsmodus.
2.5 Alarmvoorwaarden en -prioriteiten
In het geval van een omstandigheid waardoor het laag- of hoogalarm wordt geactiveerd,
zal het bijhorende ledlampje beginnen te knipperen en zal tegelijkertijd de zoemer afgaan.
Door op de toets DEMPEN
ledlampje en de alarmwaarden op de display zullen blijven knipperen totdat de omstan-
digheid waardoor het alarm is afgegaan is opgeheven. Als de oorzaak van het alarm 120
seconden nadat het alarmsignaalgeluid is onderdrukt nog steeds niet is weggenomen,
klinkt het alarmsignaal opnieuw.
57
om het toetsenpaneel te
op het toetsenpaneel.
en OMLAAG
het hoogalarm in op de
om het toetsenpaneel te
op het toetsenpaneel. De pictogrammen
te drukken wordt de zoemer gedeactiveerd, maar het
NEDERLANDS