NAAISTEKEN — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — — —
Werken met de overhandse
steekvoet
a
Bevestig overhandse steekvoet "G".
b
Selecteer steek
of
• Meer bijzonderheden vindt u in "Steken
selecteren" (pagina 37).
c
Plaats de rand van de stof tegen de geleider
van de persvoet en zet de persvoethendel
omlaag.
a Geleider
d
Draai het handwiel langzaam naar u toe
(tegen de klok in) om te controleren of de
naald de persvoet niet raakt.
e
Naai met de rand van de stof tegen de
persvoetgeleider.
a Naaldpositie
VOORZICHTIG
Nadat u de steekbreedte hebt aangepast,
draait u het handwiel langzaam naar u toe
(tegen de klok in) om te controleren of de
naald de persvoet niet raakt. Als de naald de
persvoet raakt, kan de naald verbuigen of
breken.
a Controleer of de naald de persvoet niet raakt.
46
.
1