Uitgangsvariabelen
Status < A
Status A-B
...............
Status x-xx
Status > xx
De drempelwaardes dienen, beginnend bij drempelwaarde A, met opvolgende waardes
vastgelegd worden. In het geval een drempelwaarde een gelijke of lagere waarde als
voorgaande drempelwaardes heeft, dan worden in de modi „Alleen bereik", „Bereiken >=
waarde" en „Bereiken > waarde" alle voorgaande drempelwaardes niet in acht genomen
en overgeslagen.
Voorbeeld:
Drempelwaarde A = 0°C
Drempelwaarde B = 10°C
Drempelwaarde C = 20°C
Drempelwaarde D = 0°C (dus lager als drempelwaardes B en C)
De referentiewaarde is >0°C, als bv. 8°C of 15°C.
In deze modi wordt dan alleen de status >D op AAN gezet, omdat de waarde boven de
drempelwaarde D ligt
Status AAN, indien de referentiewaarde kleiner als de drempelwaarde
A is
Status AAN, indien de gekozen modus opgaat
x = drempelwaarde 1 stap onder de hoogst gedefinieerde
drempelwaarde
xx = hoogst gedefinieerde drempelwaarde
Status AAN, indien de referentiewaarde groter als de drempelwaarde
xx (= hoogst gedefinieerde) drempelwaarde is
Bereikfunctie
37