Montage en voorbereiding
WAARSCHUWING
Infectiegevaar
Het apparaat en het beademingssysteem kunnen besmet zijn met pathogenen. Dit
kan de volgende oorzaken hebben:
– Er zijn geen bacteriefilters gebruikt op het Y-stuk of de expiratieaansluiting.
– Het apparaat en het beademingssysteem worden voor de eerste keer gebruikt.
Neem de volgende maatregelen:
► Maak het apparaat en het beademingssysteem vóór het eerste gebruik klaar
voor hergebruik.
► Maak het apparaat en het beademingssysteem, indien nodig, klaar voor
hergebruik.
► Maak de producten klaar voor hergebruik volgens de bij het product geleverde
instructies voor het klaarmaken voor hergebruik.
► Om toekomstige besmetting te voorkomen, moeten bacteriefilters dicht bij de
patiënt worden gebruikt.
VOORZICHTIG
Risico vanwege te lage teugvolumes
De slangenconfiguratie kan de waarden voor lekkage, compliantie, weerstand en
de behandeling beïnvloeden. Daardoor kan bijvoorbeeld het teugvolume te hoog of
te laga zijn.
► Voer een lekkagetest uit na het vervangen van de beademingsslangen, in het
bijzonder bij verlengbare slangen, verdampers, ademkalk of andere
componenten.
► Voer een lekkagetest uit na het wijzigen van de lengte van verlengbare slangen.
► Gebruik geen verlengbare slangen voor de beademing van neonaten.
2. Monteer het beademingscircuit en sluit het aan op het Y-stuk en de
mondstukken op het beademingssysteem. Neem de volgende informatie in
acht: "Toegestane slangconfiguraties", pagina 87.
Houd de beademingsslangen bij het bevestigen of verwijderen altijd aan de mof
vast en niet aan de slang zelf.
86
|
Gebruiksaanwijzing
Atlan A100 (XL), A300 (XL), A350 (XL) SW 2.1n