2
Selecteer [Autom. belicht.] met de vierwegbesturing
(23).
3
Druk op de vierwegbesturing (5).
Er verschijnt een afrolmenu.
4
Selecteer met de
vierwegbesturing (23) de
instelling van de automatische
belichting.
5
Druk op de knop 4.
De instelling wordt opgeslagen.
6
Druk op de knop 3.
De camera gaat terug naar de opnamestand.
• Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, wordt het
licht gemeten en wordt de belichting bepaald.
• Wanneer het onderwerp zich buiten het AF-veld bevindt en u
N (spotmeting) wilt gebruiken, richt u de camera op het onderwerp en
drukt u de ontspanknop tot halverwege in om de belichting vast te
zetten. Bepaal de beelduitsnede opnieuw en druk de ontspanknop
helemaal in.
• Of de automatische belichting wordt aangepast, is afhankelijk van de
geselecteerde opnamestand. Zie "Beschikbare functies voor elke
opnamefunctie" (p.230) voor details.
• Als u de instelling [Autom. belicht.] vaak wijzigt, kunt u tijd besparen
door deze toe te wijzen aan de knop Snelinstelling (p.125).
De instelling van de automatische belichting opslaan 1p.131
Opnemen
1/3
Resolutie
12
M
Witbalans
AWB
AF-veld
Autom. belicht.
Gevoeligheid
Auto
Belicht. corr.
0.0
Stop
MENU
3
OK
OK
117