De opnamescherpte instellen (Scherpte)
U kunt een opname scherpe of zachte contouren geven.
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Scherpte] met de vierwegbesturing (23).
3
Verander het scherpteniveau met
de vierwegbesturing (45).
3
F
G
H
4
Druk op de knop 3.
De camera gaat terug naar de opnamestand.
Als u de instelling [Scherpte] vaak wijzigt, kunt u tijd besparen door deze
toe te wijzen aan de knop Snelinstelling (p.125).
De kleurverzadiging instellen (Kleurverzadiging)
U kunt de kleurverzadiging instellen.
1
Druk in de stand A op de knop 3.
Het menu [A Opnemen] verschijnt.
2
Selecteer [Kleurverzadiging] met de vierwegbesturing
(23).
3
Wijzig het verzadigingsniveau met
de vierwegbesturing (45).
F
G
H
122
Zacht
Normaal
Scherp
Laag
Normaal
Hoog
Opnemen
3/3
Geheugen
Snelinstelling
Scherpte
Kleurverzadiging
Contrast
Datumafdruk
Uit
Einde
MENU
Opnemen
3/3
Geheugen
Snelinstelling
Scherpte
Kleurverzadiging
Contrast
Datumafdruk
Uit
Einde
MENU