Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Mercedes-Benz Sprinter 2018 Handleiding pagina 154

Verberg thumbnails Zie ook voor Sprinter 2018:
Inhoudsopgave

Advertenties

152
Rijden en parkeren
Functie van de sensoren
Sommige rijsystemen en rijveiligheidssystemen
bewaken met sensoren
achter of naast het voertuig (afhankelijk van de
uitrusting van het voertuig).
De radarsensoren zijn afhankelijk van de uitrus‐
ting van het voertuig achter de bumpers en/of
achter de radiateurgrille geïntegreerd. Deze
onderdelen vrijhouden van vuil, ijs en aange‐
koekte sneeuw (
pagina 291). De sensoren
mogen niet worden afgedekt, bijvoorbeeld door
een fietsdrager, uitstekende lading of stickers. Na
een ongeval en de daarmee verbonden, mogelijk
niet zichtbare, schade aan de bumpers of radia‐
teurbekleding, de werking van de radarsensoren
laten controleren bij een gekwalificeerde werk‐
plaats.
Werking van de rijsystemen en rijveiligheids‐
systemen
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de vol‐
gende rijsystemen en rijveiligheidssystemen:
ABS (AntiBlokkeerSysteem) (
R
ASR (Aandrijf-Slip-Regeling) (
R
BAS (Brems-Assistent-System = remassis‐
R
tentsysteem) (
pagina 153)
®
(Elektronisch StabiliteitsProgramma)
ESP
R
(
pagina 153)
EBD (Electronic Brakeforce Distribution)
R
(
pagina 154)
Active Brake Assist System (
R
Adaptief remlicht (
R
TEMPOMAT (
pagina 157) en limiter
R
(
pagina 157)
1
de omgeving voor,
pagina 152)
pagina 153)
pagina 155)
pagina 157)
Actieve afstandsassistent DISTRONIC
R
(
pagina 160)
Wegrijhulp voor op hellingen
R
HOLD-functie (
pagina 162)
R
PARKTRONIC-parkeerassistent
R
(
pagina 163)
Achteruitrijcamera (
R
360°-camera (
pagina 166)
R
ATTENTION ASSIST (
R
Verkeerstekenassistent (
R
Dodehoekassistent (
R
Actieve spoorassistent (
R
Functies van het ABS (antiblokkeersysteem)
De belangrijke veiligheidsaanwijzingen met
betrekking tot de rijveiligheidssystemen in acht
nemen.
Het ABS regelt de remdruk in kritieke situaties:
Bij het remmen, bijvoorbeeld bij een noodstop
R
of onvoldoende grip van de banden, wordt het
blokkeren van de wielen voorkomen.
Bij het remmen blijft de bestuurbaarheid van
R
het voertuig gewaarborgd binnen de fysiek
mogelijke grenzen.
Het ABS functioneert vanaf een snelheid van
R
circa 5 km/h. Bij een glad wegdek werkt het
ABS al bij een geringe druk op het rempedaal.
Systeemgrenzen
Het ABS kan niet correct werken of niet functio‐
neren als een storing aanwezig is en het gele
ABS-waarschuwingslampje ! in het instru‐
mentendisplay permanent brandt na het starten
van de motor.
Als het ABS regelt, is pulseren van het rempedaal
voelbaar. Het pulserende rempedaal kan een aan‐
wijzing voor gevaarlijke wegomstandigheden zijn
en u eraan herinneren bijzonder voorzichtig te rij‐
den.
Als het ABS regelt: Het rempedaal krachtig inge‐
drukt blijven houden tot de noodstopsituatie
voorbij is.
Bij een noodstop: Het rempedaal krachtig inge‐
drukt houden.
pagina 164)
pagina 169)
pagina 170)
pagina 171)
pagina 174)

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave