Inhoudsopgave
Advertenties
Aansluiten op andere
apparatuur
OPMERKING: Als het systeem geen onverwarmde
hulpslang of isolatieslang nodig heeft, kan de P2
rechtstreeks op de materiaalslang worden gemonteerd.
1.
Als de Probler P2 een bestaand pistool vervangt,
verwijder dan alle slangen en fittingen van het
oorspronkelijke pistool.
2.
Verwijder de aansluitingen van de wartelfitting (A, B)
van de materiaalafsluitventielen (E, F) op de P2.
Zie A
. 4. De ventielaansluitingen zijn 1/8 inch NPT
FB
vrouwelijk.
3.
Verwijder de luchtslang uit de luchttoevoerschakelaar
(D). De fitting van de luchttoevoerschakelaar is 1/4 inch
NPSM.
4.
Monteer de fittingen van het originele pistool in
de materiaalafsluitventielen (E, F) op de P2.
OPMERKING: U kunt een niet-permanent
schroefdraadborgmiddel gebruiken op de
schroefdraad van 1/8 inch npt als afdichtmiddel
en om te voorkomen dat de fittingen draaien bij
het bewegen van het pistool.
5.
Monteer het pistool op de originele slangen.
OPMERKING: Waar nodig is er een wartelfitting
beschikbaar voor het aansluiten van een
luchttoevoerslang van andere apparatuur.
Dit onderdeel kan apart of als onderdeel van
hardwareset 04-05 worden gekocht. Zie Sets,
pagina 31.
F
D
A
. 4 De wartelfitting verwijderen
FB
3B0121ZAE
Bediening
Operationele vereisten
Controleer voordat u begint of alle fittingen goed vastzitten
en of de luchtregelaars op een druk van nul (0) staan.
•
•
Laat de lucht voor doorspuiten ingeschakeld als het pistool
gedurende korte perioden wordt gebruikt om te spuiten.
De luchtschakelaar voor het pistool op het systeem moet
vóór het spuiten worden geopend om ervoor te zorgen
dat de trekker met lucht wordt bediend en dat de lucht
voor doorspuiten wordt afgevoerd wanneer de trekker
wordt losgelaten. Raadpleeg de handleiding voor uw
doseerapparaat voor instructies.
B
A
E
ti21610b
De Probler P2 is ontworpen en vervaardigd om te werken
bij een maximale statische vloeistofdruk van niet meer dan
3500 psi (24,1 MPa, 241 bar). Voorkom ernstig letsel door
vloeistof onder druk als het P2-pistool op apparatuur van
een andere fabrikant wordt geïnstalleerd door ervoor te
zorgen dat de maximale statische vloeistofdruk niet wordt
overschreden.
Bereik maximale luchtinlaatdruk: 8–10 scfm bij
90–110 psi (0,62–0,76 MPa, 6,2–7,6 bar)
Maximale statische vloeistofdruk: 3500 psi
(24,1 MPa, 241 bar)
LET OP
Voordat u de lucht voor doorspuiten uitschakelt,
moet u de veiligheidsvergrendeling inschakelen en
de materiaalventielen in de uitstand zetten. Als u deze
procedure niet volgt, kan er gemengd product rondom
de pistoolkop komen.
Bediening
11
Advertenties
Inhoudsopgave
