Bediening
Bediening
Drukontlastingsprocedure
Voer altijd de drukontlastingsprocedure
uit als u dit symbool ziet.
Het systeem blijft onder druk staan totdat deze
handmatig wordt ontlast. Voorkom ernstig letsel
door vloeistof onder druk, zoals injectie door de
huid, opspattende vloeistof en bewegende
onderdelen, door de Drukontlastingsprocedure uit te
voeren wanneer u stopt met spuiten en voordat u de
apparatuur reinigt, controleert of er onderhoud
aan uitvoert.
1. De luchttoevoer naar de pomp afsluit.
2. Sluit het zelfontlastend hoofdluchtventiel (AD).
3. Houd een metalen gedeelte van het doseerventiel
stevig tegen een geaarde metalen emmer.
Activeer het ventiel om de druk te ontlasten.
4. Open alle vloeistofafvoerventielen in het systeem
en houd een afvalbak bij de hand om de vloeistof
op te vangen.
5. Als u vermoedt dat de spuitmond of slang
verstopt zit of dat de druk niet volledig ontlast
is nadat u de bovenstaande stappen hebt
uitgevoerd, draai dan de eindkoppeling van de
slang HEEL LANGZAAM los en ontlast zo de
druk geleidelijk; draai vervolgens de koppeling
helemaal los. Verwijder de verstopping uit
de slang of het mondstuk.
14
De apparatuur spoelen
Aard de apparatuur en afvalcontainer te allen tijde
om brand en ontploffingen te voorkomen. Spoel
altijd bij een zo laag mogelijke druk, om statische
vonken en letsel door opspattend materiaal
te voorkomen.
Heet oplosmiddel kan ontbranden. Zo voorkomt u
brand en explosies:
•
Spoel de apparatuur alleen in een goed
geventileerde ruimte
•
Spoel vóór een kleurwisseling, voordat het
materiaal kan indrogen in het apparaat vóór
opslag en voordat u de apparatuur gaat herstellen.
•
Spoel op de laagst mogelijke druk. Controleer
de connectors op lekken en draai ze aan
waar nodig.
•
Spoel met een vloeistof die compatibel is met
de vloeistof die u afgeeft en met de bevochtigde
onderdelen van de apparatuur.
1. Volg de Drukontlastingsprocedure, pagina 14.
2. Laat de vloeistof in het systeem afkoelen.
3. Verwijder de spuittip en laat deze in oplosmiddel
weken.
4. Plaats de vloeistofinlaat van de pomp (AJ) in een
geaarde metalen emmer met reinigingsvloeistof.
5. Stel de pomp in op de laagst mogelijke
materiaaldruk en start de pomp.
6. Houd een metalen gedeelte van het pistool of
doseerventiel stevig tegen een geaarde metalen
emmer. Spuit met het pistool of doseerventiel
totdat de reinigingsoplossing wordt gedoseerd.
7. Verwijder het pistool of het doseerventiel van de
slang. Zie de handleiding van het pistool om het
pistool of doseerventiel verder schoon te maken.
8. Voer de Drukontlastingsprocedure, pagina 14,
uit. Verwijder het vloeistoffilter (Q) en laat het in
oplosmiddel weken. Vervang de filterkap.
3A6733P