Diagnostische codes in verband met de temperatuurregeling
4. Haal connector B van de temperatuurregelmodule
en meet de continuïteit van de
oververhittingschakelaars A en B, thermokoppels A
en B, of de VTS, door de weerstand te meten
tussen de pennen van het uiteinde van de plug;
zie T
1.
ABEL
Controleer, voordat u de volgende controles
uitvoert, in welke zone (A, B, VTS, of allemaal)
een te hoge vloeistoftemperatuur vastgesteld is.
Tabel 1: Continuïteitscontroles sensorconnector
Pennen
Beschrijving
1 & 2
OT schakelaar A
3 & 4
OT schakelaar B
5 & 6
Thermokoppel A
8 & 9
Thermokoppel B
11 & 12
VTS
10 & 12
VTS
5. Controleer de vloeistoftemperatuur met behulp van
een externe temperatuursensor.
•
Als de temperatuur inderdaad te hoog blijkt
(de aflezing is 109°C [229°F] of hoger):
6. Controleer of de thermokoppels A en B beschadigd
zijn of geen goed contact maken met het
verwarmingselement, zie blz. 39.
7. Om te testen dat de temperatuurregelmodule
uitschakelt wanneer de apparatuur de
richttemperatuur bereikt:
a. Stel de richtwaarden van de temperatuur in ver
onder de getoonde temperatuur.
b. Zet de zone aan. Als de temperatuur constant
stijgt, werkt het elektrisch bord niet.
c. Controleer door te verwisselen met een andere
elektrische module. Zie Vervangen van de
temperatuurregelmodules, blz. 37.
d. Als de nieuwe module het probleem niet oplost,
is de elektrische module niet de oorzaak.
8. Controleer met een ohmmeter of de
verwarmingselementen wel goed
aangesloten zijn, zie blz. 38.
10
Lezen
bijna 0 ohm
bijna 0 ohm
4-6 ohm
4-6 ohm
ongeveer 35 ohm per
15,2 m (50 ft) slang,
plus ongeveer 10 ohm
voor VTS
open
E02: Hoge zonestroom
1. Zet de hoodfschakelaar UIT (
2. Ontlast de druk; zie blz. 28.
Ontkoppel de hulpslang.
3. Koppel de slangconnector (D) los van de Reactor.
4. Meet met een ohmmeter de weerstand tussen de
twee bussen van connector (D). Er dient geen con-
tinuïteit te zijn.
5. Verwissel de module van de zone met een andere
module. Schakel de zone in en kijk of een fout
optreedt. Als storing nu niet meer optreedt, is de
andere module defect en moet die vervangen
worden.
Voor de slangverwarming geldt: Als de fout nog voor-
komt, voer dan een Transformator Primaire Controle en
Transformator Secondaire Controle uit, startende op
blz. 42.
Wanneer er een hoge stroomfout is, zal de LED op
de module van die zone rood zijn terwijl de fout
getoond wordt.
E03: Geen zonestroom
1. Controleer op defecte stroomonderbrekers binnen
de elektrische behuizing of de stroombron voor die
zone. Vervang de stroomonderbreker als deze
vaak uitvalt.
2. Controleer op losse of verbroken verbindingen
in die zone.
3. Vervang de zonemodule door een nieuwe module.
Zet de zone aan en controleer op fouten (zie blz. 37).
Als de fout verdwijnt, vervang dan de defecte
module.
4. Als E03 voorkomt voor alle zones, is het mogelijk
dat de schakelaar niet sluit. Controleer de
bedrading voor de verwarmingsregeling op de
schakelklok.
a. Slangzone: slangcontinuïteit testen, zie blz. 40.
b. Voer Primaire controle transformator en
Secundaire controle transformator uit,
).
312429W