Voorbereidingen
> Verwijder de naald en de naaivoet.
> Druk de steekplaat bij de markering rechtsachter naar beneden tot deze wegkantelt.
> Verwijder de steekplaat.
> Plaats de openingen van de nieuwe steekplaat boven de overeenkomstige geleidingspinnen en druk de
Steekplaat op de gebruikersinterface selecteren
Na het verwisselen van de steekplaat kan worden gecontroleerd of deze met de geselecteerde naald kan
worden gebruikt.
> Tik op «Steekplaatselectie».
> Selecteer de eerder bevestigde steekplaat.
Laser in-/uitschakelen
Met de laser kan de exacte insteekpositie van de naald worden weergegeven.
Voorwaarde:
•
> Tik op «Laser» om de laser in te schakelen.
> Om afwijking van de laser bij transparante naaivoeten te voorkomen moet de naaivoet voorafgaand aan
> Tik op het geel omkaderde pictogram «Laser» om de laser uit te schakelen.
44
steekplaat naar beneden tot deze vastzit.
–
Als de geselecteerde steekplaat in combinatie met de naald geschikt is, kan met naaien worden
gestart.
–
Als de geselecteerde steekplaat in combinatie met de naald niet geschikt is, wordt een foutmelding
weergegeven en wordt het starten van de machine automatisch verhinderd.
De naald staat in de hoogste stand.
– De insteekpositie wordt weergegeven. Afhankelijk van de naaivoet en de naaldpositie kan de
insteekpositie door de naaivoet worden bedekt.
het naaien omlaag worden gezet, bijvoorbeeld met de kniehevel.