9 Meting
9.3 Start van de meting
Instelling van de sensorafstand
Meting\Afst. tussen sensoren
De aanbevolen sensorafstand verschijnt in beeld. De sensorafstand is de afstand tussen de binnenkant van de sensoren.
Voor zeer kleine buizen is bij een meting in de doorstralingsopstelling een negatieve sensorafstand mogelijk.
Opmerking!
De nauwkeurigheid van de aanbevolen sensorafstand hangt af van de nauwkeurigheid van de ingetoetste buis- en
mediumparameters.
• Bevestig de sensoren aan de buis en stel de sensorafstand in.
• Druk op ENTER.
Het diagnosevenster verschijnt in beeld.
Fijninstelling van de sensorafstand
Het balkendiagram AMP geeft de amplitude van het ontvangen signaal aan.
Het balkendiagram SCNR toont de verhouding nuttig signaal/gecorreleerd stoorsignaal.
• Verschuif één van de twee sensoren lichtjes naar het bereik van de aanbevolen sensorafstand totdat de
balkendiagrammen de max. lengte bereiken.
Afb. 9.1:
Diagnosevenster
1 – gemeten geluidssnelheid van het medium en signaalversterking
2 – aanbevolen sensorafstand
3 – amplitude (balkendiagram)
4 – SCNR-waarde (balkendiagram)
Tab. 9.4:
Diagnosewaarden
toets
(zie 1 in Afb. 9.1)
toets
(zie 2 in Afb. 9.1)
(1)
Om verdubbelingen te voorkomen, wordt een waarde die in de ene regel reeds is aangeven telkens in de andere regel niet getoond.
110
1
2
3
4
1
weergave
verklaring
c, G
gemeten geluidssnelheid van het medium en
signaalversterking
GAIN
Als de huidige van de signaalversterking hoger is dan de
max. signaalversterking, dan staat achter de huidige waarde
→FAIL!.
Q
signaalkwaliteit,
balkdiagram moet max. lengte bereiken
SNR
verhouding nuttig signaal/stoorsignaal
SCNR
verhouding nuttig signaal/gecorreleerd stoorsignaal
aanbevolen sensorafstand
■<>■
Q
signaalkwaliteit,
balkdiagram moet max. lengte bereiken
SNR
verhouding nuttig signaal/stoorsignaal
SCNR
verhouding nuttig signaal/gecorreleerd stoorsignaal
FLUXUS G831
2021-05-01, UMFLUXUS_G831V1-0NL