Twee pennen (Fig. 22.6/3 en Fig. 22.6/4) steken als
aanslag van de hydrauliekcilinder (Fig. 22.6/1) in het
verstelsegment. De aanslag van de hydrauliekcilinder
ligt aan tegen de pen van (Fig. 22.6/3), wanneer de
hydrauliekcilinder drukloos is, en tegen de pen van (Fig.
22.6/4), wanneer de hydrauliekcilinder onder druk staat.
Normale druk op de zaaipijpen instellen
-
Hydrauliekcilinder (Fig. 22.6/1) onder druk zetten.
-
Pen (Fig. 22.6/3) in een gat van de gatenrij steken en
met een borgpen (Fig. 22.6/2) vastzetten.
Elk gat in de gatenrij is voorzien van een getal. Hoe hoger
het getal, hoe hoger de druk op de zaaipijpen.
Hogere druk op de zaaipijpen instellen
-
Hydrauliekcilinder (Fig. 22.7/1) drukloos maken.
-
Pen (Fig. 22.7/3) in een gat van de gatenrij steken
en met een borgpen (Fig. 22.7/2) vastzetten.
Elk gat in de gatenrij is voorzien van een getal. Hoe hoger
het getal, hoe hoger de druk op de zaaipijpen.
Zaaimachines met schijfkouters
Als uw zaaimachine is uitgerust met schijfkouters en
met dieptebegrenzers (extra toebehoren) en de gewen-
ste zaaidiepte door het omsteken van de pennen niet kan
worden bereikt, dan moeten alle dieptebegrenzers van
de schijfkouters volgens hfdst. 22.3.1 in gelijke mate
worden versteld.
De fijninstelling moet dan weer door het omsteken van de
pennen worden uitgevoerd.
I
Zaaidiepte altijd controleren voor u begint
te werken:
Met de machine op het land ongeveer 30 m
met de latere werksnelheid rijden, de
zaaidiepte controleren en zonodig
bijstellen.
2
1
3
Fig. 22.6
1
Fig. 22.7
22 - 3
4
sh3-druck
2
3
sh2-druck
AD-PL B 145 06.02