Uitlijning van de riemschijven.
Gereedschap: rechte lat van 1 meter.
• Controleer de uitlijning van de riemschijven met behulp van een lat die u op het buitenvlak van
de twee riemschijven aanbrengt. Bij correcte uitlijning maat de lat op vier punten contact met
de riemschijven.
• Als de uitlijning niet correct is, stelt u ze bij via de bout (3).
• Controleer de uitlijning opnieuw en herhaal deze handeling tot de lat contact maakt met de 4
punten.
• Draai de vier bevestigingsbouten (5, 6, 7, 8) van de motor weer vast.
• Verwijder de twee metalen plaatjes van tussen de motorplaat en de bouten (3 en 4).
• Draai dan de geleidingsbouten (3 en 4) opnieuw net tegen de motor aan en draai daarna de
tegenmoeren weer stevig aan.
11.5.6. Spanning van de aandrijfketting naar de invoerwals controleren
• Verwijder de kettingafscherming. Zie "11.3.2. Verwijderen
van de kettingafscherming", pag. 52.
Controleer de kettingspanning.
• Als de kettingspanning te laag is, zet dan de bouten (1 &
2) (M8 sleutel 13) los.
• Breng de ketting op spanning door de moer (3) op de
draadstang aan te draaien. (M6 sleutel 10)
70
2
1
3