snelheidsbegrenzer enkel wanneer de staat
van het wegdek en de weersomstandigheden
dit toelaten.
Snelheidsbegrenzer bedienen
Afb. 108
Op het multifunctiestuurwiel:
knoppen voor bediening van de
snelheidsbegrenzer.
Inschakelen
●
Druk op de toets
.
De regeling wordt nog niet uitgevoerd.
De regeling starten
●
Tijdens het rijden drukt u op de toets
De actuele snelheid wordt opgeslagen als snel-
heidslimiet.
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Snelheidsbegrenzer
De snelheid aanpassen
De opgeslagen snelheid kan worden aange-
past:
+ 1 km/u (1 mpu)
– 1 km/u (1 mpu)
+ 10 km/u (5 mpu)
– 10 km/u (5 mpu)
De regeling onderbreken
●
Druk op de toets
.
De snelheid wordt opgeslagen.
De regeling hervatten
●
Druk op de toets
.
De begrenzer wordt opnieuw automatisch ge-
activeerd zodra u langzamer rijdt dan de opge-
slagen snelheid.
Uitschakelen
●
Druk langdurig op de toets
De snelheidsbegrenzer wordt uitgeschakeld en
de snelheid wordt gewist.
.
Wisselen naar een ander bestuurdershulp-
systeem
Naargelang de uitrusting kunt u wisselen naar
de volgende bestuurdershulpsystemen:
●
Automatische afstandsregeling (ACC)
●
Snelheidsbegrenzer.
1. Druk op de toets
over de toets.
2. Om het gewenste systeem te selecteren,
schuift u uw vinger naar links of rechts.
3. Druk op de toets
De snelheidsbegrenzer wordt uitgeschakeld.
Oplossing van problemen
De snelheidsbegrenzer is niet be-
schikbaar
Het controlelampje gaat geel branden.
●
Functiestoring. Schakel de snelheidsbegren-
zer uit en ga naar een gespecialiseerde werk-
.
plaats.
De regeling wordt automatisch onderbroken
●
U hebt de elektronische stabiliseringscon-
trole (ESC) uitgeschakeld.
●
De remmen zijn oververhit. Wacht tot de
remmen afgekoeld zijn en controleer de werk-
ing opnieuw.
●
Indien de storing zich blijft voordoen, ga dan
naar een gespecialiseerde werkplaats.
of schuif een vinger
.
163