Onderhoud
2.
Was het lichaam van de buitenboordmo-
tor met zuiver water. Voor verdere infor-
matie, zie pagina 59.
3.
Maak de brandstofleiding los van de bui-
tenboordmotor.
4.
Neem de motorkap en het knaldemper-
deksel af. Verwijder de propeller. Voor
meer informatie, zie pagina 72.
5.
Plaats de buitenboordmotor op een wa-
tertank. Voor meer informatie, zie pagina
27.
6.
Vul de tank met zoet water tot de anti-ca-
vitatieplaat geheel onder water staat.
1. Wateroppervlak
2. Laagste waterpeil
DCM00290
OPGELET:
Als het peil van het vers water onder het
peil van de anticavitatieplaat komt of als
de watervoorraad niet groot genoeg is,
kan de motor vastlopen.
7.
Doorspoelen van het koelwatersysteem
is van cruciaal belang om te voorkomen
dat het koelwatersysteem verstopt raakt
met zout, zand of vuil. Bovendien is het
conserveren/smeren van de motor nood-
zakelijk om overmatige motorschade
door roestvorming te voorkomen. Voer
het doorspoelen en benevelen op het
zelfde tijdstip uit.
57
DWM00090
WAARSCHUWING
Verwijder of raak geen elektrische on-
G
derdelen aan bij het starten of als de mo-
tor draait.
Hou handen, haar en kleren uit de buurt
G
van het vliegwiel en andere draaiende
onderdelen als de motor draait.
8.
Laat de motor met een snel vrijlooptoe-
rental draaien gedurende enkele minuten
in neutrale stand.
9.
Net voor u de motor uitschakelt, sproeit u
snel en afwisselend wat "Conservering-
solie" in elke carburator of in het conser-
veringsgat van het knaldemperdeksel,
indien voorzien. Indien correct uitge-
1
voerd, zal de motor sterk beginnen roken
2
en bijna stilvallen.
10. Verwijder de buitenboordmotor van de
testtank.
11. Installeer het deksel van de geluiddem-
per/de dop van de conserveringsopening
ZMU02051
en de motorkap.
12. Als er geen "conserveringsolie" beschik-
baar is, laat u motor met een hoog vrij-
looptoerental
brandstofsysteem leeg is en de motor
stilvalt.
13. Tap het koelwater volledig af uit de mo-
tor. Maak het lichaam grondig schoon.
14. Als er geen "conserveringsolie" beschik-
baar is, dient u de bougie(s) te verwijde-
ren. Giet een theelepel schone motorolie
in elke cilinder. Voer meerdere startbe-
wegingen met de repeteerstarter uit.
Breng de bougie(s) opnieuw aan.
15. Laat de brandstoftank leeglopen.
16. Bewaar de brandstoftank op een droge,
goed geventileerde plaats, buiten het be-
reik van rechtstreeks zonlicht.
draaien
tot
het