Z: De ISO-snelheid wijzigenN
Stel de ISO-snelheid (lichtgevoeligheid van de beeldsensor) in op de
waarde die voor het omgevingslicht gewenst is. In de basismodi wordt
de ISO-snelheid automatisch ingesteld (pag. 63).
Richtlijnen voor de ISO-snelheid
ISO-snelheid
100 - 400
400 - 1600
1600 - 6400, H
Als in het menu [7 Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)] de optie [Lichte
tonen prioriteit] is ingesteld op [1: Inschakelen], ligt het instelbare
ISO-snelheidsbereik tussen ISO 200 en 6400 (pag. 194).
Als u een hoge ISO-snelheid gebruikt of opnamen maakt bij hoge temperaturen,
kunnen de opnamen er korreliger uitzien. Lange belichtingstijden kunnen ook
afwijkende kleuren in de opname tot gevolg hebben.
Wanneer u opnamen maakt bij hoge ISO-snelheden, kan er ruis
(strepen, lichte puntjes, enzovoort) optreden.
Als in het menu [7 Persoonlijke voorkeuze (C.Fn)] de optie [ISO vergroten]
is ingesteld op [1: Aan], kan 'H' (gelijk aan ISO 12800) ook worden ingesteld (pag. 192).
62
Druk op de knop <Z>.
1
[ISO snelheid] wordt weergegeven.
Stel de ISO-snelheid in.
2
Draai aan het instelwiel <6> of
druk op de toets <U> om de ISO-
snelheid te selecteren.
U kunt de ISO-snelheid ook in de zoeker instellen
door aan het instelwiel <6> te draaien.
Als u 'AUTO' selecteert, wordt de ISO-
snelheid automatisch ingesteld (pag. 63).
Opnamesituatie
(geen flits)
Zonnig, buiten
Bewolkt of 's avonds
Donker, binnen of 's avonds
(9)
Flitsbereik
Hoe hoger de ISO-
snelheid, hoe groter het
flitsbereik (pag. 64).