4
Het verwarmingssysteem afstemmen
Om het verwarmingssysteem in balans te krijgen en een gelijkmatige en comfortabele bin-
nentemperatuur te creëren, dient u het verwarmingssysteem bij te stellen zoals hieronder
wordt weergegeven.
⚠
⚠
Stel het verwarmingssysteem in de winter bij voor het best mogelijke vermogen.
⚠
⚠
Het afstellen dient gedurende een paar dagen te worden uitgevoerd, omdat de inertie
in het systeem de binnentemperatuur langzaam doet wijzigen.
1
Kies een van de kamers van het huis als referentiekamer voor de binnentemperatuur,
waar de temperatuur maximaal 20-21°C is.
2
Plaats een thermometer in de kamer.
3
Open alle radiatorkranen van het verwarmingssysteem volledig.
4
Laat de KAMER-waarde van de warmtepomp op 20°C. Zie "Instructies – De KAMER-
waarde bijstellen" voor meer informatie.
5
Noteer de temperatuur in de referentiekamer van verschillende momenten binnen een
tijdsbestek van 24 uur.
6
Stel de KAMER-waarde dusdanig bij dat de referentiekamer de gewenste binnentem-
peratuur bereikt van 20-21°C. De temperaturen van de andere kamers zijn verschillend
tijdens het afstellen, maar deze worden op een later tijdstip bijgesteld.
7
Als de KAMER-waarde meer dan 3°C omhoog of omlaag moet worden bijgesteld,
moet de STOOKLIJN-waarde daarentegen worden bijgesteld. Zie voor meer informatie
"Instructies – De STOOKLIJN-waarde bijstellen".
8
Indien de binnentemperatuur enkele graden afwijkt ondanks de afstelling, dient een spe-
cifiek deel van de warmstooklijn te worden bijgesteld. Controleer bij welke buitentempe-
ratuur de afwijking het grootst is en stel de stooklijn bij op de overeenkomstige waarde
(STOOKLIJN 5, STOOKLIJN 0 of STOOKLIJN –5). Zie voor meer informatie "Instructies – Een
specifiek deel van de warmstooklijn instellen".
9
Wanneer de referentiekamer een gelijkmatige temperatuur van 20-21°C heeft gedurende
24 uur, kunt u de radiatorkranen in de andere kamers bijstellen, zodat de binnentempe-
ratuur van die kamers hetzelfde is of lager dan die van de referentiekamer.
Danfoss – 24
VUBMF110