Opmerkingen over het gebruik van
TOD
•
Referentiepunten kunnen alle zichtbare en
stilstaande objecten op of nabij de rijbaan
zijn.
•
Als u de afstand met behulp van de
UltraLyte meet, moet u ervoor zorgen dat u
op één lijn met beide punten staat.
•
Het is belangrijk dat u hetzelfde deel van
een voertuig gebruikt om de timing te starten
en te stoppen. Als u bijvoorbeeld de timing
start wanneer de koplampen het eerste
referentiepunt passeren, moet u de timing
stoppen wanneer de koplampen het tweede
punt passeren. Op die manier bereikt u met
uw reactietijd om de trekker in te drukken
constante metingen.
•
Wanneer u de timing start, begint het
instrument te tikken, zodat u weet dat de
klok loopt. Het tikkende geluid gaat door
totdat u de timing stopt.
T
O
IME
VER
•
U kunt continu voertuigen tussen de twee
referentiepunten meten. De afstand die in
het begin ingevoerd is, wordt gebruikt om de
snelheid van elk voertuig te berekenen.
•
Om een ander paar referentiepunten in te
stellen, gaat u terug naar het TOD
hoofdscherm door op de Select/Edit toets te
drukken. Herhaal de procedure voor het
invoeren van de afstand.
•
Het instrument bewaart de ingevoerde
afstand, ook nadat u het instrument uit hebt
gezet. Als u het instrument later weer aan
zet, drukt u op de Speed/Options toets en
vervolgens de Select/Edit toets om naar
TOD te gaan en opnieuw de snelheid van
voertuigen te meten.
•
TOD bepaalt de gemiddelde snelheid van
een voertuig over een gemeten afstand,
maar legt geen topsnelheid vast.
D
ISTANCE METING
31