Controleer of de funderingsplaat perfect waterpas staat (ref F) en zet de slagboom vast met de moeren D en ringen E.
Opmerking: de speciale vorm van de sleuven op de bodem van de behuizing van de slagboom maakt kleine positieaanpassingen mogelijk.
Wij adviseren om ongeveer 30 mm draadstang buiten de funderingsplaat te laten; een te hoge waarde kan de bevestiging van de veer belemmeren, een
lagere waarde maakt een goede bevestiging van de schroeven onmogelijk.
8) POSITIONERING VAN DE VEER
Voor het spannen van de veer moet het juiste bevestigingspunt van de veer aan de hefboom worden gekozen, naargelang de lengte van de stang.
Het juiste bevestigingspunt ("A", "B" en "C") moet worden gekozen in tabel 1, naargelang de lengte van de stang.
De aanwezigheid van een passieve rand of lichtverstrooier heeft geen invloed op het bevestigingspunt.
TAB.1
Lengte stang
Bevestigingspunt
9) BEVESTIGING VAN DE STANG
Eventuele accessoires van de stang moeten worden geïnstalleerd voordat de stang wordt bevestigd, zie specifieke instructies.
Bevestig vervolgens de stang op plaat P met behulp van beugel S en de 6 schroeven V1 met hun sluitringen R, gebruik tevens het plaatje T (afb.8). Breng
de twee kleefafdichtingen G1 en G2 aan.
Bevestig het plastic deksel C met de 4 V2-schroeven.
10) BALANCERING STANG
Voor een goede werking van de slagboom is het van essentieel belang dat de stang goed in evenwicht is d.m.v. de tegenwerkende kracht van de
balansveer. Om dit te verifiëren afb.9 raadplegen en als volgt te werk gaan:
•
Controleer of de veer op de juiste plaats aan de hendel is bevestigd (zie tabel 1).
•
Ontgrendel de slagboom mechanisch d.m.v. de ontgrendelingssleutel.
•
De correct uitgebalanceerde stang moet stil blijven staan, in welk punt hij ook wordt geplaatst:
- als hij geneigd is open te gaan, de veerspanning minderen.
- als hij geneigd is toe te gaan, de veerspanning verhogen.
De veerspanning kan worden geregeld door de veer handmatig vast te draaien (linksom) of los te draaien (rechtsom). Zodra de veerspanning is
afgesteld, vergrendelen door de moer "D" tot aan de aanslag van dop T te draaien.
11) PARAMETERS VOOR CONFIGURATIE VAN DE STANGBEWEGING
Via de CP.DIVA regeleenheid kan de beweging van de stang volledig worden beheerd.
In de openingsfase (afb.10):
•
Wanneer het openingsmanoeuvre begint, beweegt de stang in de standaard manoeuvreersnelheid, ingesteld door de FSTO-parameter. De
acceleratietijd wordt geregeld door de TACC-parameter.
•
De slagboom gaat open op standaardsnelheid tot hij het punt bereikt, ingesteld door de TSMO-parameter. Dan begint de door de TDEC-parameter
ingestelde vertragingsfase, waardoor de stang de vertraging uitvoert, ingesteld door de SLDO-parameter. Aan het einde van de SLDO-fase stopt de
slagboom met openen. In de sluitingsfase (afb.11):
•
Wanneer het sluitingsmanoeuvre begint, beweegt de stang in de standaard manoeuvreersnelheid, ingesteld door de FSTC-parameter. De
acceleratietijd wordt geregeld door de TACC-parameter.
•
De slagboom sluit op standaardsnelheid tot hij het punt bereikt, ingesteld door de TSMC-parameter. Dan begint de door de TDEC-parameter ingestelde
vertragingsfase, waardoor de stang de vertraging uitvoert, ingesteld door de SLDC-parameter. Aan het einde van de SLDC-fase stopt de slagboom
met sluiten.
Opmerking: voor de grafische voorstelling nemen de TACC- en TDEC-fasen een belangrijk deel van het manoeuvre in beslag; in werkelijkheid zijn zij,
vooral bij lage waarden, niet waarneembaar.
12) AFSTELLEN VAN DE MECHANISCHE AANSLAGEN
Nadat de motor is gestopt, wordt de traagheidsbeweging van de stang geblokkeerd met behulp van de instelbare mechanische aanslagen. Onder
verwijzing naar afb.12:
•
Ontgrendel de slagboom zodat de stang handmatig kan worden bewogen.
•
Draai borgmoer G los
•
Schroef de mechanische aanslag vast/los tot de gewenste positie is bereikt
•
Bevestig de borgmoer
13) SCHEMA ELEKTRISCHE INSTALLATIE
De afb. 13 toont een installatievoorbeeld van de slagboom met enkele van de voornaamste accessoires.
LEGENDA
1. Elektronische regeleenheid CP.DIVA
2. Fotocel ontvanger FTC.S
3. Fotocel zender FTC.S
4. Noodbatterijen die in de DA.BT2 bedieningskast kunnen worden geplaatst
5. LEDS op deksel
6. LEDS op DIVA3.AL stang
Raadpleeg de specifieke instructies voor de installatie en aansluiting van de verschillende accessoires.
14) CP.DIVA REGELEENHEID
14.1) ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
16
van 1,6m tot 2,0m
van 2,0m tot 2,5m
C
DIVA.3
van 2,5m tot 3,0m
B
A