3.25 FUNCTIE ONTVOCHTIGING
De ontvochtiging kan worden uitgevoerd op grond van drie verschillende soorten apparaten:
In het eerste geval komt de regeltemperatuur in koeling overeen met:
1) Hygrostaat;
2) Vochtigheidssensor;
3) Zone-afstandsbediening.
- In geval van aanvraag ontvochtiging: maximale setpoint ingesteld voor de zone in aanvraag;
- In geval van aanvraag ontvochtiging en aanvraag koeling: setpoint ingesteld voor de zone in aanvraag.
In het tweede en derde geval komt de regeltemperatuur in koeling overeen met:
- In geval van aanvraag ontvochtiging: maximale setpoint ingesteld voor de zone in aanvraag;
- In geval van aanvraag ontvochtiging en aanvraag koeling: setpoint ingesteld voor de zone in aanvraag, maar beperkt naar beneden
door de berekende dauwtemperatuur.
De berekening van de dauwtemperatuur wordt alleen uitgevoerd voor afstellingen hoger dan of gelijk aan 15°C.
3.26 TESTMODUS EXTERNE GROEP
Bij gebruik van de testwerking of Test mode (zie instructiehandleiding externe groep) moet de interne groep worden ingesteld in een
andere werkwijze dan "Stand-by".
Tijdens de test wordt het alarm E183 gesignaleerd, wat duidt op "Test mode" in uitvoering.
3.27 FUNCTIE PUMP DOWN EXTERNE GROEP
Bij gebruik van de functie pump down (zie instructiehandleiding externe groep) moet de interne groep worden ingesteld in Stand-by".
De functie kan alleen geactiveerd worden als het toestel niet in alarm is.
3.28 FUNCTIE PUFFER IN VOORVERWARMING
In aanwezigheid van een inertie-accumulatie verwarmd door andere bronnen, is het mogelijk om te vermijden dat, na een aanvraag in
verwarming, het toestel de generatoren activeert, door het van de puffer afkomstige warme water te gebruiken
De functie wordt geactiveerd door één van de relaiskaarten in te stellen op de waarde 4. (zie P 03, P 04,P 05).
De functie puffer voorziet de aanwezigheid van de puffer-sonde.
Voor details en voorbeelden, zie het instructieblad van de relaiskaart
117