RIJHULP
||
Inhaalassistent starten
Om de inhaalassistent te kunnen activeren, is het
volgende vereist:
•
er is een voorligger (doelvoertuig) aanwezig
•
de actuele snelheid is minimaal 70 km/h
•
de opgeslagen snelheid voor ACC is vol-
doende hoog om veilig te kunnen inhalen.
–
Activeer de richtingaanwijzer.
Gebruik de linker richtingaanwijzer bij een
auto met het stuur links of de rechter rich-
tingaanwijzer bij een auto met het stuur
rechts.
> De inhaalassistent wordt gestart.
Beperkingen
U moet voorbereid zijn op plotseling verande-
rende omstandigheden bij het gebruik van de
inhaalassistent. In bepaalde situaties kan de
inhaalassistent namelijk een ongewenste accele-
ratie uitvoeren.
Daarom moeten sommige situaties worden ver-
meden. Voorbeelden van dergelijke borden zijn:
•
de auto nadert een afslag om af te slaan in
dezelfde richting als waarin een inhaalactie
normaal gesproken plaatsvindt
•
een voorligger mindert vaart voordat de eigen
auto de inhaalstrook heeft bereikt
•
het verkeer op de inhaalstrook mindert vaart
288
•
een auto voor rechtsrijdend verkeer rijdt in
een land met linksrijdend verkeer (of
andersom)
Dergelijke situaties worden vermeden door ACC
tijdelijk stand-by te zetten.
Gerelateerde informatie
•
Adaptieve cruisecontrol* (p. 280)
Van doelvoertuig veranderen en
automatisch remmen met de
adaptieve cruisecontrol
De adaptieve cruisecontrol (Adaptive Cruise
Control - ACC) heeft bij bepaalde snelheden
functies voor veranderen van doelvoertuig en
remmen.
Van doelvoertuig veranderen
Als het actuele doelvoertuig plotseling afslaat, kan het
gebeuren dat een stilstaande voorligger het nieuwe
doelvoertuig wordt.
Wanneer de adaptieve cruisecontrol eerst een rij-
dende voorligger volgt bij snelheden lager dan
ca. 30 km/h, vervolgens van doelvoertuig veran-
dert en een stilstaand voertuig als voorligger
heeft, dan zal de adaptieve cruisecontrol voor het
stilstaande voertuig remmen.
* Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.