70 | DR 10s | Aan de slag
De DR-detector starten
Voor het gebruik van de vaste DR-detector moet het temperatuurverschil
tussen kalibratie en gebruik binnen een aanbevolen bereik liggen van +/-6°C
(voor een DR-detector met CsI-conversiescherm) of +/-10°C (voor een DR-
detector met GOS-conversiescherm). Controleer de
omgevingsomstandigheden en de opwarmtijd van de DR-detector.
De DR-detector starten:
1. Laad de batterij volledig op.
Laad de batterij op de dag van het onderzoek of op de dag ervoor op.
2. Bevestig de batterij.
Plaats de klauwtjes van de batterij in de uitsparingen van het
batterijcompartiment (1). Schuif de batterij helemaal naar voren (2). Druk
de batterij naar beneden (3). Draai de vergrendeling met de klok mee (4)
en vergrendel hem.
0351A NL 20220310 0942
VOORZICHTIG:
Gebruik de batterij niet als een voedingsbron voor andere
apparatuur dan de DR 10s- of DR 14s-detector. Zorg ervoor dat u
uitsluitend de bij de DR 10s- of DR 14s-detector behorende
batterij gebruikt.
Opmerking: Start het NX-werkstation op voordat u de detector
gebruikt.
Opmerking: De accu raakt langzaam leeg, ook wanneer deze
niet wordt gebruikt. Als het accupakket onmiddellijk leeg raakt
na volledig te zijn opgeladen, kan het zijn dat het accupakket
aan het einde van zijn levensduur is. U kunt een optionele accu
kopen om een verouderde accu te vervangen.
Opmerking: Zorg ervoor dat de vergrendelschuifjes naar de
ontgrendel-stand zijn geschoven.