Levering en intern transport
4.3.2
Ventiel hijsen
Voor de inbouw van het regelventiel in de
leiding kunnen grotere ventielen met behulp
van hefwerktuigen zoals een kraan of vork-
heftruck gehesen worden.
Voorwaarden voor het hijsen
− Als hefwerktuighulpmiddel een haak met
veiligheidssluiting gebruiken (zie
Fig. 4-1), zodat de hefwerktuighulpmid-
delen bij het hijsen en transporteren niet
van de haak kunnen afglijden.
− Hefwerktuighulpmiddelen beveiligen te-
gen slippen en wegglijden.
− Hefwerktuighulpmiddelen dusdanig be-
vestigen dat ze na inbouw in de buislei-
ding opnieuw verwijderd kunnen wor-
den.
− Trillen en kantelen van het regelventiel
voorkomen.
− Bij werkonderbrekingen de last niet ge-
durende een lange tijd in de lucht laten
hangen.
− Ervoor zorgen dat de as van de leiding
bij het hijsen steeds horizontaal ligt en
de as van de klepsteel steeds verticaal.
− Ervoor zorgen dat bij ventielen > NPS 6
de aanvullende hefwerktuighulpmiddelen
tussen het aanslagpunt op de aandrij-
ving en het draagwerktuig geen last op-
nemen. Dit hefwerktuighulpmiddel dient
uitsluitend ter beveiliging tegen omvallen
tijdens het hijsen. Vóór het hijsen van het
ventiel dit hefwerktuighulpmiddel strak
voorspannen.
4-4
a) Uitvoering met flenzen
1. Steeds een hijslus aan de flenzen van de
behuizing en aan het draagwerktuig
(bijv. haak) van de kraan of vorkheftruck
bevestigen, zie Fig. 4-1.
2. Vanaf NPS 6: een volgende hijslus aan
het aanslagpunt van de aandrijving en
het hefwerktuighulpmiddel bevestigen.
3. Regelventiel voorzichtig hijsen. Controle-
ren of de lastopname-inrichtingen stand-
houden.
4. Regelventiel met gelijkmatige snelheid
naar de inbouwplaats bewegen.
5. Regelventiel in de leiding monteren, zie
hoofdstuk 'Montage'.
6. Na montage in de leiding: controleren of
de flenzen stevig vastgeschroefd zijn en
het ventiel in de leiding standhoudt.
7. Hijslussen verwijderen.
b) Uitvoering met laseinden
1. Telkens een hijslus aan de laseinden van
de behuizing en aan het hefwerktuig
(bijv. haak) van de kraan of vorkheftruck
bevestigen, zie Fig. 4-1.
2. De aan de behuizing aangeslagen
hijslussen onderling met een verbinder
beveiligen tegen wegglijden.
3. Vanaf NPS 6: een volgende hijslus aan
het aanslagpunt van de aandrijving en
het hefwerktuighulpmiddel bevestigen.
4. Regelventiel voorzichtig hijsen. Controle-
ren of de lastopname-inrichtingen stand-
houden.
EB 8012 NL