1. Montageschroeven van de motor
5.
Smeer de as.
De maaihoogte instellen
Belangrijk:
De maai-eenheden maaien vaak
ongeveer 6 mm lager dan een messenkooimaaier
met dezelfde instelling. Mogelijk moet u
op hetzelfde terrein de maai-eenheid met
draaiende messen 6 mm hoger instellen dan een
messenkooimaaier.
Belangrijk:
U kunt veel beter bij de achterste
maai-eenheden door de maai-eenheid van de
machine te verwijderen.
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, stel de parkeerrem in werking, laat
de maai-eenheid neer op de grond, zet de motor
uit en verwijder het sleuteltje uit het contact.
2.
Draai de bout los waarmee de maaihoogtebeugel
aan de maaihoogteplaat is bevestigd (aan de
voorzijde en de zijkanten);
3.
Begin aan de voorzijde en verwijder de bout.
1. Maaihoogtebeugel
2. Maaihoogteplaat
Figuur 5
zieFiguur
6.
Figuur 6
3. Afstandsstuk
4.
Verwijder het afstandsstuk terwijl u de
maaikamer ondersteunt
5.
Verplaats de kamer naar de gewenste
maaihoogte en plaats een afstandsstuk in de
bijbehorende maaihoogte-opening en de sleuf
(Figuur
7).
g011619
6.
Plaats de getapte plaat op één lijn met het
afstandsstuk.
7.
Draai de bout met de hand vast.
8.
Herhaal stap
9.
Draai alle 3 de bouten vast met een torsie van
41 N·m. Draai altijd eerst de voorste bout vast.
Opmerking:
3,8 cm moet u de maaihoogte mogelijk eerst op
een hoogte ertussenin instellen om klemmen te
voorkomen (bijvoorbeeld bij het veranderen van
de maaihoogte van 3,1 cm naar 7 cm).
De rolschraper afstellen
Optioneel
De optionele achterrolschraper werkt het beste bij
een gelijkmatige opening van 0,5 tot 1 mm tussen de
schraper en de rol.
1.
Draai de smeernippel en de montageschroef los
(Figuur
8).
g011344
1. Rolschraper
2. Montageschroef
6
(Figuur
6).
Figuur 7
4
tot
7
voor elke aanpassing.
Voor aanpassingen van meer dan
Figuur 8
3. Smeernippel
g201855
g031578